App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Gerontopsychiatrie, welbevinden en gedrag

 

Elja van der Wolf

Samenvatting

In het verpleeghuis zijn we gericht op het bieden van een plezierige woonplek en een zo hoog mogelijk welbevinden voor onze bewoners. Voor de gerontopsychiatrie, (verpleeghuisbewoners met een psychiatrische stoornis, vaak gecombineerd met somatische aandoening of functiebeperkingen) is het welbevinden door verschillende factoren vaak kwetsbaar. Het sociaal netwerk is vaak relatief klein, de fysieke gezondheid is zwak, en door psychiatrische problematiek is er vaak ook een mentale kwetsbaarheid.

Binnen deze groep komen gedragsproblemen, waaronder agressie veel voor. Het omgaan met agressie vormt voor zorgmedewerkers een uitdaging, waardoor juist zij die een belangrijke rol (kunnen) spelen wat betreft het welbevinden van de bewoners overbelast kunnen raken. In het belang van zowel de bewoner als zorgverlener, is het goed om aandacht te hebben voor deze problematiek. Twee recent ontwikkelde meetinstrumenten voor het meten van welbevinden binnen deze doelgroep kunnen hierin een rol spelen.

De gerontopsychiatrie

Het aantal ouderen in onze maatschappij neemt toe, en daarmee ook het aantal ouderen met een psychiatrische aandoening. Vanwege de extramuralisering binnen de GGZ is een deel van deze ouderen, de gerontopsychiatrische doelgroep, woonachtig in het verpleeghuis. Het gaat hierbij om (oudere) mensen met een psychiatrische stoornis, vaak gecombineerd met chronische somatische aandoeningen of functiebeperkingen. 

In een artikel van Coolen in dit tijdschrift uit juni 20181 werd de gerontopsychiatrische (GP) doelgroep al helder beschreven; als een doelgroep die op meerdere terreinen afwijkt van de andere doelgroepen in het verpleeghuis. Een belangrijk verschil is dat mensen binnen de GP-doelgroep geen diagnose dementie hebben, al komen cognitieve stoornissen met name op het gebied van executieve functies wel veel voor. Daarnaast is deze groep relatief jong en zijn gedragsproblemen frequent aanwezig.2,3 Er is behoefte aan zorg afgestemd op deze specifieke doelgroep met haar eigen specifieke kenmerken en behoeften. Om de zorg optimaal af te stemmen op de bewonersgroep is meer kennis nodig.

Een positieve ontwikkeling is dat deze doelgroep de afgelopen jaren meer aandacht krijgt. Meerdere onderzoekers hebben in (promotie) onderzoek specifiek naar deze doelgroep gekeken. De doelgroep is in kaart gebracht,2,3 de gezondheidskenmerken2 en zorgbehoeften4 van deze groep zijn beschreven. Daarnaast is onderzoek gedaan naar het welbevinden van de doelgroep zelf5 en van de zorgverleners die voor deze doelgroep zorgen,6 7 en naar de relatie tussen welbevinden en gedragsproblemen binnen de gerontopsychiatrie.8 Ook wordt vanuit het Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie (NKOP), een kenniscentrum binnen het Trimbos instituut, kennis over de doelgroep uitgewisseld en wetenschappelijk onderzoek binnen de doelgroep geïnitieerd en resultaten geïmplementeerd.

Dit artikel heeft ten doel om een deel van de bevindingen van recent onderzoek, met name op het gebied van welbevinden en gedragsproblematiek te beschrijven. Met dit onderzoek komen we tot een beter beeld van de problematiek die speelt binnen de GP-doelgroep en ontstaat meer inzicht in  de stappen die gezet kunnen worden.

Welbevinden in de gerontopsychiatrie

Binnen de verpleeghuiszorg zijn we gericht op plezierig wonen, op care meer dan op cure. Dit houdt in dat we voor bewoners, binnen de mogelijkheden die er zijn, een zo hoog mogelijk welbevinden willen faciliteren. Ook bij het bieden van medische zorg is kwaliteit van leven een belangrijke, zo niet de belangrijkste afweging.  Dit uitgangspunt geldt eveneens voor de GP- doelgroep, waarbij de verwachting is dat hun ervaren welbevinden gemiddeld genomen niet hoog zal zijn.

Welbevinden wordt meestal beschreven in drie dimensies, namelijk sociaal, psychologisch en fysiek welbevinden. Als we vanuit deze drie dimensies naar de GP-bewoner kijken, vallen een aantal zaken op. Ten eerste, dat het sociaal netwerk binnen de GP-populatie vaak relatief klein is. We moeten ons dus realiseren dat voor veel bewoners een groot deel van het sociale leven op de afdeling en in het verpleeghuis plaatsvindt.

Er is daarnaast, vaker dan bij andere verpleeghuisbewoners, sprake van neuropsychiatrische symptomen. Onder andere depressie en angstklachten komen veel voor binnen de groep van GP- bewoners. We weten uit onderzoek dat dit soort klachten samengaan met een lager psychologisch welbevinden.9

Dat ouderdom met gebreken komt, geldt ook voor de GP-groep. Gemiddeld heeft de GP-verpleeghuisbewoner zeven chronische medische aandoeningen.2 De afnemende lichamelijke gezondheid en de klachten die hiermee gepaard gaan zorgen gemiddeld genomen voor een lager fysiek welbevinden.

Genoemde kenmerken benadrukken het belang om specifiek aandacht te hebben voor het welbevinden van de GP-verpleeghuisbewoner, en dit welbevinden als belangrijke uitkomstmaat te gebruiken voor het in kaart brengen van goede zorg en behandeling. Ten behoeve hiervan zijn in recent onderzoek twee meetinstrumenten (vragenlijsten) ontwikkeld. De Laurens Well-being Inventory for Gerontopsychiatry (LWIG),5 die bij de bewoner zelf kan worden afgenomen, en de Laurens Well-being Observations for Gerontopsychiatry (LWOG) die door de zorg kan worden ingevuld.

Gedragsproblematiek en welbevinden

Gedragsproblematiek is een belangrijk aandachtspunt binnen de zorgverlening. Binnen de verpleeghuiszorg, waar de nadruk ligt op wonen, lopen we regelmatig aan tegen gedragsproblemen zoals claimen, manipulatie, apathisch gedrag, ontremd gedrag en verbale/ fysieke agressie. In vergelijking met verpleeghuisbewoners met dementie2,3 komen gedragsproblemen binnen de GP- doelgroep relatief veel voor.

Men zou verwachten dat gedragsproblemen samengaan met een lager welbevinden. Uit recent onderzoek van Van der Wolff et al8 blijkt echter dat deze relatie niet eenduidig is. Gespannen en somber gedrag en ook verbaal agressief gedrag ging samen met een lager geobserveerd welbevinden. Opvallend was dat fysiek agressief gedrag en ontremd gedrag juist samenhingen met een hoger welbevinden.8 Dezelfde verbanden werden deels ook gevonden als het welbevinden was gemeten bij de bewoner zelf. Ongeremd gedrag ging samen met een hoger welbevinden en gespannen en somber gedrag hing samen met een lager welbevinden. Voor geagiteerd of (verbaal) agressief gedrag werd geen verband gevonden met het welbevinden.8

Het lijkt er dus op dat bewoners met meer externaliserend gedrag, waarbij de boosheid naar buiten gericht is, een hoger welbevinden hebben in vergelijking met de bewoners met meer internaliserend gedrag, die hun boosheid juist naar binnen richten en somber of angstig worden. Dus hoewel we geneigd zijn onze aandacht in eerste instantie te richten op de bewoners die dit met hun gedrag opeisen, leidt deze conclusie juist tot de aanbeveling om aandacht te hebben voor de angstige en sombere bewoners. De bewoners die zich somber en/of gespannen terugtrekken en die dus juist geen aandacht vragen. Als we het welbevinden centraal stellen in de zorg voor onze ouderen is dit de groep waar we ons extra op moeten richten.

Agressie en agitatie

Dit wil uiteraard niet zeggen dat agressie en agitatie onbehandeld moeten blijven. Agressie en agitatie hebben immers niet alleen invloed op de mensen die het gedrag uiten, maar ook op hun omgeving. Zowel medebewoners als zorgpersoneel kunnen veel last van hebben van  fysiek agressief gedrag. In kwalitatief onderzoek onder verzorgenden over hun mentaal welbevinden7 werden gedragsproblemen, waaronder met name agressie, genoemd als factoren die van invloed zijn op het mentaal welbevinden van de zorgverlener. De zorgverleners merkten op dat zowel de frequentie als de intensiteit van agressieve uitingen hoog zijn bij deze doelgroep. Onderzoek toont aan dat 55,6% van de GP-bewoners tenminste één keer per week een vorm van fysieke agressie vertoont.8 In de wetenschap dat er minder zorgverleners op de afdeling zijn, kunnen zorgverleners bij aanwezigheid van fysiek agressieve bewoners angstig zijn om in avonden of nachten te werken.7

Uit zorg voor de zorgverleners is het dus van belang om juist binnen de GP oog te hebben voor gedragsproblemen zoals agressie en om dit gedrag en de oorzaken ervan in kaart te brengen en waar mogelijk te voorkomen. Een beter welbevinden van de zorgverlener heeft indirect ook invloed op het welbevinden van de bewoner; zorgverleners vormen immers het grootste deel van het sociaal netwerk van sommige bewoners. Wanneer de zorg overbelast is of zich onvoldoende gesteund voelt zal er minder ruimte zijn voor de (sociale) behoeften van de bewoner, met een lager sociaal welbevinden tot gevolg. In de studie van Collet7 werd door zorgverleners genoemd dat overbelasting en irritatie een negatieve invloed kunnen hebben op de patiëntenzorg.

Conclusie en aanbevelingen

Het welbevinden van de GP-verpleeghuisbewoner is door verschillende factoren kwetsbaar. Het is daarom van belang om het welbevinden centraal te stellen als uitkomstmaat als het gaat om de behandeling en benadering van deze doelgroep. Momenteel zijn de LWIG en de LWOG-vragenlijsten daarvoor  beschikbaar.

Als we kijken naar de relatie tussen welbevinden en gedragsproblematiek kunnen we concluderen dat de GP-bewoners die angstig en/of somber zijn met name onze aandacht verdienen. Door het regelmatig in kaart brengen van het welbevinden op de GP-afdelingen kan aandacht ontstaan voor deze groep. Een volgende stap zou zijn te onderzoeken op welke manier we het welbevinden van deze groep kunnen verbeteren. Goede multidisciplinaire samenwerking, waarbij de bewoner actief in het gesprek betrokken wordt zijn hierin belangrijke elementen.

Daarnaast blijft het van belang om de zorg te ondersteunen als het gaat om (fysiek) agressief gedrag. Hiervoor is het noodzakelijk de factoren in kaart te brengen die een rol spelen bij de agressieve uitingen van een specifieke bewoner. Gedacht kan worden aan scholing gericht op het herkennen van psychiatrische ziektebeelden, het kunnen toepassen van adequate bejegening en het leren omgaan met agressie is zeer belangrijk.

Auteur

  • Dr. E. van der Wolf, psycholoog, Laurens, Rotterdam

Literatuur

  1. J. Coolen. Gerontopsychiatrie, overzicht en ontwikkeling. Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde, 2018; 3.
  2. Van den Brink, A. M., Gerritsen, D. L., De Valk, M. M., Voshaar, R. C. O., & Koopmans, R. T. (2017). Characteristics and health conditions of a group of nursing home patients with mental–physical multimorbidity–The MAPPING study. International Psychogeriatrics, 29(6), 1037–1047. doi:10.1017/S1041610217000230.
  3. Collet, J., De Vugt, M. E., Verhey, F. R., Engelen, N. J., & Schols, J. M. (2016). Characteristics of double care demanding patients in a mental health care setting and a nursing home setting: Results from the SpeCIMeN study. Aging and Mental Health, 22(1), 33-39.
  4. Van den Brink, A. M., Gerritsen, D. L., de Valk, M. M., Mulder, A. T., Voshaar, R. C. O., & Koopmans, R. T. (2018). What do nursing home residents with mental-physical multimorbidity need and who actually knows this? A cross-sectional cohort study. International journal of nursing studies, 81, 89-97.
  5. Van der Wolf, E., Van Hooren, S. A. H., Waterink, W., & Lechner, L. (2018). Measurement of well-being in gerontopsychiatric nursing home residents: Development of the Laurens Well-Being Inventory for Gerontopsychiatry. Journal of Geriatric Psychiatry and Neurology, 31(3), 136–148. doi:10.1177/0891988718781031.
  6. Collet, J., de Vugt, M. E., Schols, J. M., Engelen, G. J. J. A., Winkens, B., & Verhey, F. R. (2018). Well‐being of nursing staff on specialized units for older patients with combined care needs. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 25(2), 108-118.
  7. Collet, J., de Vugt, M. E., Ackermans, D. D., Verhey, F. R., Engelen, N. J., & Schols, J. M. (2019) Experiences and needs of nursing staff caring for double care demanding patients; a qualitative study. Specific Care on the Interface of Mental health & Nursing home, 83.
  8. Van der Wolf, E., van Hooren, S. A., Waterink, W., & Lechner, L. (2021). Psychiatric and behavioral problems and well-being in gerontopsychiatric nursing home residents. Aging & mental health, 25(2), 277-285.
  9. Smalbrugge, M., Pot, A. M., Jongenelis, L., Gundy, C. M., Beekman, A. T., & Eefsting, J. A. (2006). The impact of depression and anxiety on well being, disability and use of health care services in nursing home patients. International Journal of Geriatric Psychiatry, 21(4), 325-332.
PDF
Genereer PDF document