App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Aan de slag!

De toegevoegde waarde van de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn

Annika Keet

De inzet van specialisten ouderengeneeskunde is onontbeerlijk voor goede en betaalbare zorg. De focus ligt op de behoeften van de patiënt, waarmee veel onnodige en zelfs schadelijke overbehandeling wordt voorkomen. Gelukkig is deze zorg ook buiten het verpleeghuis steeds meer beschikbaar.

In het VWS-programma ‘Waardigheid en trots’ wordt, niet voor de eerste keer, aangestipt dat goede ouderenzorg een belangrijke medische kant heeft. Om te beginnen in de instellingen die deze zorg bieden. Een focus op welzijn en op zorg die zoveel mogelijk op de thuissituatie lijkt, is uiteraard van wezenlijk belang, maar draagt zonder de noodzakelijke geneeskundige zorg niet genoeg bij aan de kwaliteit van onze ouderenzorg.

Ook voor thuiswonende patiënten is meer nodig dan welzijn en eenzaamheidsbestrijding. Goede specialisten ouderengeneeskunde met voldoende ruimte en middelen om de noodzakelijke geneeskundige zorg te verlenen, zijn daarom onmisbaar, zowel in het verpleeghuis als daarbuiten. Dit besef dringt ook om ons heen steeds verder door. De inhoud van geneeskundige zorg zou immers niet afhankelijk moeten zijn van de omgeving waar de patiënt woont. Er wordt daarom veel nagedacht over de toekomst van de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn. In dit artikel bied ik een overzicht van de mogelijke veranderingen in de positie van de specialist ouderengeneeskunde. Ook geef ik enkele aanwijzingen waarmee u zich kunt voorbereiden op deze veranderingen.  

Een andere positie

Volgens de huidige plannen van het ministerie van VWS valt vanaf 2018 de behandeling van de specialist ouderengeneeskunde voor patiënten zonder Wlz-indicatie (de zogenoemde extramurale behandeling) onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het is niet ondenkbaar dat op termijn alle behandeling aan Wlz-geïndiceerde patiënten onder de Zvw gaan vallen.1 Specialisten ouderengeneeskunde, maar ook verpleeghuizen, staan dus voor een ingrijpende verandering. De geneeskundige behandeling door de specialist ouderengeneeskunde zal weliswaar ook blijven plaatsvinden in verpleeghuizen, maar is daar niet meer noodzakelijk aan verbonden.

Dit heeft uiteraard consequenties voor de manier van werken. Het is bijvoorbeeld minder vanzelfsprekend dat de specialist ouderengeneeskunde in dienst is van het verpleeghuis als de samenwerking met de huisarts intensiveert. Specialisten ouderengeneeskunde (al dan niet verenigd in maatschappen of zorggroepen) zullen met verzekeraars onderhandelen over het volume, de inhoud en de prijs van behandeling. Verenso maakt zich sterk voor een zelfstandige betaaltitel voor de specialist ouderengeneeskunde en stuurt aan op passende prestaties. De werkwijze wordt naar verwachting vergelijkbaar met die van medisch specialisten: de specialist ouderengeneeskunde wordt ingeschakeld via de huisarts en declareert de prestaties bij de verzekeraar. De specialist ouderengeneeskunde wordt in consult gevraagd, kan tijdelijk medebehandelaar zijn of in overleg met de huisarts tijdelijk ook de huisartsgeneeskundige zorg overnemen.2 Dit laatste ligt voor de hand als de patiënt tijdelijk of permanent wordt opgenomen in een verpleeghuis of thuis veel complexe zorg nodig heeft.

Huidige financieringsmogelijkheden

De overheveling van behandeling van de Wet langdurige zorg (Wlz) naar de Zvw is nog toekomstmuziek, maar we zien steeds meer initiatieven die op deze verandering vooruitlopen. Zo zien steeds meer verpleeghuizen het belang van het ‘extramuraliseren van het behandelaanbod’ en zoeken actief de samenwerking met huisartsen in de regio. Maar specialisten ouderengeneeskunde organiseren zich ook onafhankelijk van het verpleeghuis in de eerste lijn, bijvoorbeeld als zelfstandige, in een maatschap of zorggroep of een ouderen- of huisartsenpraktijk.

Samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) werkt Verenso aan een handreiking die helpt om tot samenwerkingsafspraken te komen tussen huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. Er zijn nu al mogelijkheden om werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde voor patiënten zonder Wlz-indicatie te financieren. Het onderstaande overzicht toont de huidige stand van zaken. Mochten zich op korte termijn belangrijke wijzigingen voordoen dan wordt dit via de nieuwsbrief van Verenso kenbaar gemaakt.

Tabel-1_KeetDEF.jpg

Profileren

Tot het moment dat specialisten ouderengeneeskunde voor behandeling een eigen positie hebben in de Zvw zullen we huisartsen, verzekeraars, ambtenaren en andere beleidsmakers overtuigen van ons vak en de meerwaarde van de specialist ouderengeneeskunde laten zien. Hiertoe kunnen we niet alleen inhoudelijke voordelen van het vroegtijdig inschakelen van de specialist ouderengeneeskunde noemen, maar ook laten zien hoe de inzet van specialisten ouderengeneeskunde ziektekosten kan besparen.

Een geëigende manier om dat te doen is een maatschappelijke businesscase. Daarbij worden de baten en kosten van een product of project afgewogen, waarbij zowel gekeken wordt naar het economisch als naar het maatschappelijk nut. De maatschappelijke businesscase van de Universitaire Praktijk Ouderengeneeskunde (UPO) van de VUmc is hier een voorbeeld van. Op basis van een aantal parameters wordt al snel aannemelijk dat de specialist ouderengeneeskunde niet alleen in staat is om bij te dragen aan passende zorg voor patiënten met complexe multimorbiditeit, maar ook nog eens aanzienlijke kostenbesparingen realiseert.

Neem bijvoorbeeld de kosten die worden bespaard in de Wlz. Als de inzet van een specialist ouderengeneeskunde ertoe leidt dat opname in een verpleeghuis drie tot zes maanden kan worden uitgesteld, dan wordt € 17.335 tot € 34.670 bespaard. Voor een deel is dit een verschuiving van kosten naar de eerste lijn (denk aan de inzet van wijkverpleegkundigen) maar er worden aanzienlijke kosten voor bijvoorbeeld verblijf en woonzorg bespaard. De zo min mogelijk belastende benadering van de patiënt door de specialist ouderengeneeskunde past niet alleen beter bij deze specifieke patiëntengroep, maar is vaak ook een goedkoper alternatief. Het verschil in kosten van diagnose en behandeling van de specialist ouderengeneeskunde ten opzichte van (veelvoudige) diagnostiek en behandeling in het ziekenhuis is spectaculair. Het bespreken en inzetten van passende zorg in plaats van maximale zorg leidt daarbij tot het afbouwen van bezoeken aan medisch specialisten en een herziening van de medicatielijst. Met het creëren van een stabiele situatie bij een instabiele patiënt en door middel van advance care planning kunnen ook spoedopnames, zowel in het ziekenhuis als in het verpleeghuis, voorkomen worden. Daarbij neemt ook de druk op de huisartsenpraktijk af. Je hoeft geen wiskundige te zijn om te zien dat de inzet van de specialist ouderengeneeskunde duizenden euro’s per patiënt met complexe multimorbiditeit kan besparen.

De geschetste veranderingen zijn weliswaar nog niet definitief maar kunnen binnen korte tijd realiteit worden. Het is dus belangrijk om nu aan de slag te gaan met de mogelijkheden die er al zijn. Laat zien waar de toegevoegde waarde van de specialist ouderengeneeskunde ligt. Dat doet Verenso, maar dat moet ook zeker in de praktijk gebeuren. Leg daarom contacten met huisartsen en denk na over hoe u behandeling kunt en wil verlenen in de Zorgverzekeringswet. Mocht u vragen hebben of tegen problemen aanlopen, benader ons dan gerust.

De maatschappelijke businesscase van de Universitaire Praktijk Ouderengeneeskunde (UPO) van het VUmc verschijnt binnenkort. De handreiking van LHV en Verenso voor samenwerking van huisarts en specialist ouderengeneeskunde wordt op de website van Verenso gepubliceerd. Voor verdere vragen over de positie van de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn en voor praktische ondersteuning kunt u zich wenden tot Annika Keet (akeet@verenso.nl) of Monique Bogaerts (mbogaerts@verenso.nl).

Auteur(s)

  • Annika B. Keet-van der Heiden MSc, beleidsmedewerker Verenso

Literatuur

  1. Het ministerie van VWS verzoekt het Zorginstituut in de brief ‘Verzoek om advies over de positionering van behandeling Wlz’ van 23 juli 2015om ook het scenario uit te werken waarbij alle behandeling naar de Zorgverzekeringswet wordt overgeheveld. Het Zorginstituut komt in het najaar met een advies aan de staatssecretaris.
  2. Zie ook de modules in het convenant dat de Landelijke Huisartsenvereniging en Verenso hebben ondertekend: http://www.verenso.nl/assets/Uploads/Downloads/Actueel/Convenant-zorgaanbod-LHV-Verenso-ondertekend.pdf
  3. Zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0036018/2016-04-20
  4. De NZa beleidsregels voor het eerstelijnsverblijf voor 2017 worden pas vastgesteld op 1 juli 2016.
  5. Zie de NZa-tariefsbeschikking huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2016: https://www.nza.nl/1048076/1048144/TB_CU_7123_04__Huisartsenzorg_en_multidisciplinaire_zorg_2016.pdf
  6. Zie: https://www.nza.nl/regelgeving/beleidsregels/AL_BR_0027__Innovatie_ten_behoeve_van_nieuwe_zorgprestaties
Reacties
PDF
Genereer PDF document