App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Bespreking tuchtrechtzaak stafrechterlijke normoverschrijding

Vrouwe-Justitia.jpg

Robert Helle

U heeft andere media al uitgebreid over deze casus kunnen lezen. Het Openbaar Ministerie heeft besloten de zaak voor te leggen aan de strafrechter. Daarbij wordt getoetst of er sprake is van strafrechtelijke normoverschrijding. De strafrechter heeft nog geen uitspraak gedaan.

Ook de Inspectie (IGJ) besloot een klacht tegen de arts in te dienen bij het tuchtcollege, waarbij de kwaliteit van haar professioneel handelen getoetst wordt.

Het CTG heeft hierover 19 maart 2019 de onderstaande uitspraak gedaan en legt de aangeklaagde specialist ouderengeneeskunde de mildere maatregel van waarschuwing op in plaats van berisping, die door het RTC was opgelegd.

 

Kern uitspraak

De inmiddels gepensioneerde collega wordt verweten een euthansie te hebben uitgevoerd bij een wilsonbekwame patiënte met vergevorderde dementie, terwijl bij de eerder opgestelde schriftelijke wilsverklaring om euthanasie te krijgen aangegeven was dat patiente  zelf het moment van euthanasie wilde kiezen. Na opname in het verpleeghuis heeft zij nooit meer aangegeven of kunnen aangeven geëuthanaseerd te willen worden.

Daarnaast oordeelt het CTG dat de arts een poging had moeten doen om aan deze ter zake wilsonbekwame patiënt te vertellen dat de euthanasie uitgevoerd ging worden en dat zij daarom een slaapmiddel in haar koffie kreeg om haar zodanig te sederen dat uitvoering van de euthanasie patiënt mogelijk zou worden.

 

Aandachtspunten / opmerkingen

Beoordeling wilsverklaring
In de meest recente verklaring geeft mevrouw zelf aan het moment van de euthanasie te willen kiezen. Uit de feiten van beide uitspraken is niet op te maken of de geconsulteerde artsen, waaronder de scen-arts, een expliciete uitspraak hebben gedaan over de vraag of ‘er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek’ en op welke op welke wijze zij tot deze conclusie zijn gekomen.

Bij (ter zake) wilsbekwame patiënten gaat het om de beoordeling van de actuele wil. Juist bij de ter zake wilsonbekwame patiënt vervangt de schriftelijke verklaring het ‘actuele’ verzoek. Als uw patiënt daarbij in de verklaring opneemt, dat zij te zijner tijd zal aangeven of de tijd daar is, is het verstandig om te bespreken, dat daardoor het risico bestaat, dat voor u en anderen het niet meer duidelijk is, wat uw patiënt op dat moment wil.

Verzet bij uitvoering – stoppen of doorgaan?
Ook als wel voldaan zou zijn aan de zorgvuldigheidseisen is de vraag hoe te handelen als de patiënt niet ‘meewerkt’. Het CTG geeft net als het RTG wel aan, dat ook bij wilsonbekwaamheid getracht moet worden de patiënt te informeren dat de euthanasie uitgevoerd gaat worden etcetera, maar laat zich naar mijn mening niet duidelijk uit over de meer principiële vraag wanneer afweer en mogelijk verzet de uitvoering van de euthanasie in de weg staan.

Overweging 5.13 (…) Niet voor niets is het wettelijk uitgangspunt in de WGBO (artikelen 7:450 en 7:448 BW) en ook in de regelgeving rond dwangbehandeling en dwangmedicatie dat eerst geprobeerd moet worden om de toestemming van patiënt (passend bij zijn bevattingsvermogen) te krijgen. Dat niet is uit te sluiten dat een patiënt in een dergelijk geval niet wil meewerken, is inderdaad een mogelijkheid. Afhankelijk van de aard van de reactie van de patiënt ontstaat dan een nieuwe situatie, die niet altíjd maar soms wél moet leiden tot afstel van het voornemen tot levensbeëindiging. Hoewel dat wellicht onwenselijk is vanuit de optiek van (in dit geval) verweerster die het ondraaglijke en uitzichtloze lijden van patiënte wilde beëindigen, staat daar tegenover dat het uiteindelijk de patiënte is die het recht heeft om over haar eigen leven te beschikken. Dit recht raakt patiënte in beginsel niet kwijt wanneer zij dement wordt. Het College hecht er aan te benadrukken dat de euthanasieverklaring ook over dit aspect (de wijze van  uitvoering) niets zegt en aan de arts dus geen richtsnoer biedt hoe te handelen in deze laatste fase. (…)

Met deze  overweging (van het RTC en overgenomen door het CTG) wordt wel duidelijk gemaakt, dat bij feitelijk verzet een afzonderlijke afweging gemaakt moet worden over het daadwerkelijk uitvoeren van een euthanasie. Het is jammer, dat het CTG hun overwegingen zo kort formuleren. Nu wordt volgens mij niet duidelijk of bedoeld wordt, dat onder omstandigheden bij een patiënt met een duidelijke wilsverklaring, die wilsonbekwaam is ten aanzien van het besluit om de euthanasie uit te voeren en zich feitelijk verzet tegen voorbereidende handelingen, toch onder dwang de euthanasie uitgevoerd mag worden. Zou bedoeld worden, dat wel sedatie of fixatie mag worden toegepast, als de patiënt zelf in de euthanasieverklaring heeft opgenomen dat  de euthanasie (bij wilsonbekwaamheid) zo nodig met dwang uitgevoerd kan worden?

Juist over de vraag hoe te handelen als de patiënt zich de euthanasievraag niet meer kan herinneren of zich feitelijk verzet tegen de uitvoering van de euthanasie wordt zeer verschillend gedacht. Het is maar de vraag of de aanvulling op de wilsverklaring dat de euthanasie ook bij verzet uitgevoerd mag worden juridisch rechtsgeldig en ethisch aanvaardbaar maakt.


Een verdere spoedige brede discussie is nodig

Bij deze discussie zou expliciet ook aandacht besteed moeten worden aan de uitgangspunten van de WZD en WVGGZ bij het afwegen of bij verzet van een cliënt tegen een door de cliënt zelf goedgekeurd behandelplan, de behandeling toch wordt uitgevoerd. In deze wetten is de norm dat als de cliënt zich (feitelijk) verzet, het gaat om onvrijwillig respectievelijk verplichte zorg en dat onvrijwillige zorg als uiterste redmiddel ingezet mag worden.

De vraag is dus of en op grond waarvan bij feitelijk verzet bij uitvoering van een euthanasie nog steeds uitvoering gegeven mag worden aan het oorspronkelijke vrijwillig en weloverwogen verzoek?
 

 

Auteur

  • Mr. Robert Helle, specialist ouderengeneeskunde bij Viva! zorggroep, zelfstandig gevestigd gezondheidsrecht jurist
PDF
Genereer PDF document