App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Evidence-Based Medicine onderwijs in de ouderengeneeskunde

Een evaluatie en stand van zaken


Wing Hung Tong, Maaike Scheffers-Barnhoorn, Annemarie Moll-Jongerius, Jenny van der Steen

 

Achtergrond

Actuele wetenschappelijke kennis is niet alleen van belang voor het individueel handelen in de dagelijkse praktijk van de specialist oudergeneeskunde. Wetenschappelijk onderzoek doen en de bevindingen daaruit toepassen in de klinische praktijk zijn ook van belang voor de academisering en de professionalisering van het specialisme. De kerncompetentie Kennis en Wetenschap is dan ook een van de zeven competenties van het beroepsprofiel van de specialist oudergeneeskunde.De wetenschappelijke vorming heeft een belangrijke plek in de opleiding tot specialist oudergeneeskunde en richt zich op het verwerven van en omgaan met kennis. Zo is er veel aandacht voor het kritisch beoordelen van wetenschappelijke literatuur en het delen van deze nieuwe kennis, door wetenschappelijke presentaties te verzorgen.

Een ander onderdeel van het wetenschapsonderwijs in de opleiding is het zelf verrichten van onderzoek: het Wetenschappelijk Leeronderzoek (WLO).2,3 In de afgelopen jaren kreeg het WLO van de opleiding tot specialist oudergeneeskunde van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) vorm door te werken met een tevoren vastgestelde dataverzameling op basis van veldwerk van de aios in het verpleeghuis. Sinds 2018 verzamelden aios ouderengeneeskunde (aios) data over pijn bij verpleeghuisbewoners met cognitieve beperkingen. Dit leidde tot een groot databestand (cohort van 250 bewoners tot begin 2020), waarmee de aios vervolgens diverse wetenschappelijke vraagstellingen konden beantwoorden. In het kader van onderzoek naar onderwijs evalueerden wij in deze studie, samen met de aios, het WLO in zijn huidige vorm. Daarnaast exploreerden we de attitude en motivatie van de aios ten aanzien van Evidence Based Medicine (EBM), in het bijzonder attitudes ten aanzien van onderzoek doen. Ons onderzoek beoogde met de opgedane inzichten bij te kunnen dragen aan (verbetering van) de wetenschappelijke vorming in de opleiding.

Methode

De evaluatie betrof een onderzoek naar onderwijs in de vorm van een “mixed-methods” studie.4 De Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs keurde het protocol (nummer 2009.7.7­) goed op 16 oktober 2019. Het onderzoek omvatte vragenlijsten (december 2019) en individuele interviews (januari-april 2020) tijdens het WLO traject. Hiervoor werden de aios van drie onderwijsgroepen die startten in 2018 en 2019 gevraagd om deel te nemen. De vragenlijst was gebaseerd op gevalideerde instrumenten voor het meten van attitude en motivatie voor het zelf doen van onderzoek welke reeds vertaald en toegepast werden bij studenten geneeskunde aan het LUMC.5 De items met antwoordopties op een schaal van 1 tot 7 werden opgeteld voor een totaalscore. Een hogere score gaf een positievere attitude of grotere motivatie aan. De interviews werden gehouden door twee gepromoveerde interviewers volgens een fenomenologische benadering (interpretative phenomenological analyses; IPA).6 We analyseerden daarmee reflectie door de aios op hun ervaringen met het doen van onderzoek die zij plaatsten in een breder kader van hoe zij hun toekomst als specialist ouderengeneeskunde zagen. We vroegen naar hoe zij hun werkend leven, rol, toekomst zagen, om beter te begrijpen hoe zij eventueel doen van onderzoek hier al dan niet in konden plaatsen.

Resultaten

Van de 38 uitgenodigde aios gaven 23 aios (respons 60%; onder wie 15 vrouwen) toestemming  voor deelname. Van de 23 deelnemers, waren er drie gepromoveerd. Op de vraag aan de andere 20 of ze belangstelling hadden om ooit te promoveren, antwoordde één aios “ja”, acht met “misschien” en elf met “nee”. De gemiddelde itemscores op de schalen van 1-7 voor intrinsieke motivatie was slechts 4.8 (SD 1.0), voor extrinsieke motivatie was het gemiddelde 4.3 (SD 1.4)  en voor percepties ten aanzien van onderzoek 4.1 (SD 0.8). Wij interviewden vervolgens acht aios en destilleerden hieruit vijf belangrijke reflecties (zie onderstaande lijst).

Vijf belangrijke reflecties van aios op het doen van wetenschappelijk onderzoek

  1. Idealen: wie ik wil zijn in mijn werkend leven. Een goede dokter die op creatieve wijze sturing kan geven in complexe situaties; een communicatieve teamspeler die verbindingen aan wil gaan voor de langere termijn.
  2. De waarde van onderzoek voor mijn vak. Het bewijs voor wat wij doen moet sterker worden om goede beslissingen te kunnen nemen in complexe situaties.
  3. De waarde van Evidence-Based Medicine en onderwijs over wetenschappelijk onderzoek voor mijn praktijk. De wetenschappelijke manier van denken moeten wij beheersen en kennis moeten we up-to-date houden. Echter, goede communicatievaardigheden is wat je tot een echt goede dokter maakt.
  4. Ik zie mij zelf (geen) onderzoek doen. In deze periode moet ik vooral tijd steken in het mij ontwikkelen tot een goede dokter. En als je onderzoek goed wil doen, kost dat teveel tijd. Misschien later een keer: met de juiste ondersteuning, een stimulerende werkomgeving en als de privésituatie het toelaat.
  5. “Self efficacy” (vertrouwen in eigen kunnen) om evidence-based medicine toe te passen en onderzoek uit te voeren: van ‘ja dat kan ik’, tot ‘ik beheers het niet’. Het vertrouwen in eigen kunnen varieerde enorm, afhankelijk van eerdere ervaring(en) met onderzoek doen.

De tijdinvestering die nodig is om onderzoek te doen, werd zowel in de vragenlijst als in de interviews benoemd. Het vormde een potentiële barrière voor positieve ervaring met het verrichten van onderzoek, met name in relatie tot tijd die op een andere wijze besteed zou kunnen worden aan de professionele ontwikkeling tot specialist oudergeneeskunde. Daarnaast was de ervaring dat het WLO in zijn huidige vorm een gefragmenteerde werkwijze had en er weinig continuïteit was om gefocust te kunnen doorwerken aan het onderzoek.

Beschouwing

Dit is het eerste onderzoek dat de perceptie en motivatie van aios ouderengeneeskunde ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek doen binnen het vakgebied heeft bestudeerd. De bevindingen laten zien dat de onderzochte populatie over het algemeen gematigd is in hun waardering van wetenschappelijk onderzoek. De scores zijn minder positief dan die van studenten geneeskunde van hetzelfde medisch centrum.5 Nadere exploratie van dit thema, door middel van de interviews, laat zien dat de aios wetenschappelijk onderzoek doen relevant en belangrijk vinden voor het vakgebied ouderengeneeskunde. Ook wordt een EBM denkwijze van belang geacht voor het individueel handelen in de praktijk. Er worden echter andere vaardigheden of competenties benoemd, zoals goede communicatievaardigheden. Die in hun ogen (meer) bijdragen tot een goede specialist oudergeneeskunde zijn, of waaraan in deze fase van de professionele ontwikkeling meer prioriteit wordt toegekend. De tijdsinvestering om onderzoek te doen vormt daarom, in deze context, een belangrijke barrière.

Bij de interpretatie van de bevindingen van dit onderzoek is het belangrijk om rekening te houden met een aantal beperkingen. Het onderzoek is beperkt tot aios in het eerste en tweede jaar van hun opleiding, die zich dus nog midden in het WLO werkproces bevinden. Het betreft daarmee een reflectie op recente ervaringen met zelf onderzoek doen. Echter is het eindresultaat van hun onderzoek is nog niet bereikt, wat invloed kan hebben op de ervaren relevantie of waarde van onderzoek doen. De aios die bereid waren tot een interview, vormden een selectie. Zij hadden hogere scores op perceptie ten aanzien van onderzoek, indicatief voor positievere attitude, dan de aios die alleen een vragenlijst invulden. Daarnaast betreft het aios van één academisch centrum (LUMC) en zijn sommige bevindingen alleen van toepassing op de WLO in de vorm waarin het bij het LUMC wordt aangeboden.

Wanneer we reflecteren op wat de bevindingen betekenen voor ons (onderwijs)praktijk, kunnen we stellen dat het niet reëel is om te verwachten dat alle aios (en specialisten oudergeneeskunde) in ons vakgebied affiniteit hebben met zelf onderzoek verrichten. Het is echter wel van belang om in het huidige onderwijs de ervaring met onderzoek te optimaliseren. De inzichten van dit onderzoek leiden daarom tot een aantal aandachtspunten en aanbevelingen voor het wetenschapsonderwijs van de opleiding specialist oudergeneeskunde. De aanbevelingen worden uitgebreid beschreven in het gepubliceerde artikel.4 Samenvattend komen we tot de volgende aandachtspunten wat betreft de vorm en inhoud van het WLO:

  • Bevorder het gevoel van relevantie van onderzoek door bijvoorbeeld te zorgen voor een goede aansluiting van de vraagstelling bij de eigen praktijk van de aios, om hiermee de relevantie (en potentieel ook de interne motivatie) te vergroten. Bied keuzevrijheid in onderwerpen voor het WLO en bied naast kwantitatief, ook de mogelijkheid tot het doen van kwalitatief onderzoek.
  • Faciliteer continuïteit in het werkproces van het WLO. Denk hierbij aan het inplannen van de lessen in een korter tijdsbestek. Ook kan het meerwaarde hebben om in de begeleiding de aios een actieve follow up te doen van de voortgang van het onderzoek, om hen te stimuleren om regelmatig door te werken aan het onderzoek. En de deadline niet te stellen op het einde van de opleiding.
  • Aios leren van elkaar. In de begeleiding van het proces van onderzoek doen is daarom expliciete aandacht voor het groepsproces nodig; voor de verschillende kwaliteiten en leren van elkaars expertise (peer-collaboration).
  • Heb aandacht voor het vergroten van het vertrouwen in eigen kunnen om onderzoek te doen. Sluit aan bij het kennisniveau van de individuele aios, heb aandacht voor specifieke/ toegespitste kennisbronnen. Zo kunnen er instructiefilmpjes worden ontwikkeld die een aantal basishandelingen en toetsen in de statistische software stap voor stap laten zien.

Overigens vraagt het WLO ook veel van de staf in bijvoorbeeld het opzetten van het leeronderzoek, ontwikkelen data entry programma of nieuw toegevoegde data cleanen.

Conclusie en vervolg

We concluderen dat de aios een EBM denkwijze een belangrijke vaardigheid vinden voor het dagelijks handelen van de specialist oudergeneeskunde, los van eigen affiniteit met onderzoek doen. Naast de gerichte aandachtspunten voor het WLO die voortkomen uit deze studie, leiden de studiebevindingen daarom ook tot vervolg vragen, zoals: wat hebben aios nodig om het vertrouwen in eigen kunnen ten aanzien van EBM toepassen in de praktijk te vergroten? En wat is de rol van het WLO in de wetenschappelijke ontwikkeling van de aios? Met welke leerervaringen faciliteert het WLO de EBM denkwijze? Motiveert het tot het faciliteren of doen van onderzoek in een latere fase? De huidige aandachtspunten, aanbevelingen en vervolgvragen kunnen mogelijk ook richting geven aan de inrichting van het wetenschapsonderwijs bij het landelijke curriculum herziening die gepland staat voor 2024.

Auteurs

  • Wing H. Tong, aios ouderengeneeskunde, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, LUMC, Leiden, Argos Zorggroep DrieMaasStede, Schiedam
  • Maaike N. Scheffers-Barnhoorn, specialist ouderengeneeskunde, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, LUMC, Leiden
  • Annemarie Moll-Jongerius, specialist ouderengeneeskunde, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, LUMC, Leiden
  • Jenny T. van der Steen, senior onderzoeker, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, LUMC, Leiden, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen

Literatuur

  1. Verenso. Competentieprofiel Specialist Ouderengeneeskunde – voor optimale zorg aan kwetsbare ouderen en patiënten met een complexe zorgvraag. 2019.
  2. SOON. Landelijk Opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. https://www.soon.nl/images/Landelijk_opleidingsplan_digitale_versie.pdf.2016; mei 2016.
  3. SOON. Toetsplan bij het landelijk Protocol Toetsen en beoordelen voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. https://www.soon.nl/images/190916_Toetsplan_versie_pdf.  2016; Versie 1.2, 2016.
  4. van der Steen JT, Tong WH, Groothuijse J, Ommering BWC. Perceptions and Motivation Regarding Performing Research in Physicians Specializing in Care for Older Adults Involved in a Mandatory Evidence-Based Medicine Training Study: A Mixed-Methods Study. Adv Med Educ Pract. 2022;13:217-24.
  5. Ommering BWC, van Blankenstein FM, Wijnen-Meijer M, van Diepen M, Dekker FW. Fostering the physician-scientist workforce: a prospective cohort study to investigate the effect of undergraduate medical students' motivation for research on actual research involvement. BMJ Open. 2019;9(7):e028034.
  6. Smith JA, Flowers P, Larkin M. Interpretative Phenomenological Analysis: Theory, Method and Research. Sage Publications. 2009;ISBN: 978-1412908344.
PDF
Genereer PDF document