App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Medische verklaring: altijd op zoek naar de mentor?

Bespreking uitspraak tuchtrecht

Robert Helle

Vrouwe-Justitia.jpg

Allereerst een samenvatting van de feiten. De klaagster is als bewindvoerder en als mentor van haar stiefmoeder benoemd. De broer van de klaagster vraagt de verweerder (de specialist ouderengeneeskunde) om een wilsbekwaamheidsverklaring ten behoeve van de moeder op te stellen.

Verweerder verzocht de broer om het formulier ‘aanvraag wilsbekwaamheidsbeoordeling’ in te vullen. Onderaan het aanvraagformulier staat vermeld dat ondertekening door de wettelijk vertegenwoordiger dient plaats te vinden. Verweerder ontving daarna het door de broer ingevulde en ondertekende aanvraagformulier, waarin als reden voor de aanvraag staat opgenomen (inclusief taal- en spelfouten):”Andere bewindvoerderwens, huidige bewindvoerder functioneerd niet.”

Op het formulier staat tevens aangestreept dat de broer verweerder toestemming geeft om met de moeder in gesprek te gaan en toestemming geeft voor inzage in het medisch dossier. Het formulier is mede ondertekend door de moeder.

Kort daarna bezocht verweerder de moeder en schreef de verweerder een brief aan de broer, waarin de verweerder aangaf de moeder in het bijzijn van de broer te hebben onderzocht. De conclusie van de verweerder in de brief is, dat mevrouw ten aanzien van een keuze voor een andere bewindvoerder ‘wilsbekwaam is’, zij kan de consequenties van deze keuze overzien en naar waarde schatten.

De klachten zijn in twee groepen te verdelen:

  1. Het onderzoek naar de wilsbekwaamheid is onvoldoende grondig en professioneel uitgevoerd;
  2. de arts heeft het onderzoek achter de rug van klaagster om en zonder haar toestemming  als wettelijk vertegenwoordiger verricht.

Bij de eerste groep klachten draait het volgens het tuchtcollege in de kern om de vraag of de door verweerder opgestelde rapportage deugdelijk is. Hieronder zal kort worden ingegaan op de eisen waaraan een dergelijke rapportage moet voldoen. Daarna zal uitgebreider worden stilgestaan of toestemming van een mentor altijd nodig is en/of een mentor/vertegenwoordiger altijd om informatie gevraagd moet worden.

Commentaar

Zorgvuldigheidseisen bij het opstellen van een medische verklaring.

Bij deze tuchtzaak worden de eisen waaraan een dergelijke rapportage volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege expliciet genoemd1 

  1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
  2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
  3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
  4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
  5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Ter lering kan in het verslag van de tuchtzaak worden nagelezen wat er concreet in de rapportage werd gemist (Onder punt 5. De overwegingen van het college bij ‘Ad klachtonderdelen c) tot en met g)’

De tijd dat een medische verklaring in de praktijk een kort briefje was met daarin de conclusie van een klinische inschatting is al lang voorbij. Het opstellen van een dergelijke rapportage vergt veel aandacht, deskundigheid en steeds meer tijd.

Altijd toestemming mentor (of andere vertegenwoordiger) nodig?

Overwegingen tuchtcollege

Het college bespreekt de vraag of bij een dergelijk onderzoek (altijd?) toestemming van de mentor gevraagd moet worden (‘klachtonderdeel a)' in het verslag van de tuchtzaak). Volgens het college dient in beginsel toestemming aan de wettelijk vertegenwoordiger gevraagd te worden, voortvloeiend uit de WGBO (artikel 7: 465 lid 2 BW). Het belang van het vragen van toestemming volgt volgens het college uit diverse richtlijnen.2 

Verderop in de overwegingen lijkt het college aan te geven dat er mogelijk géén toestemming van de mentor nodig is als de betrokkene zelf wilsbekwaam is tot het geven van toestemming van het onderzoek:

‘Daaruit volgt voorts dat verweerder met betrekking tot het verzoek tot het doen van het onderzoek niet overwogen heeft of de patiënt tot een (zelfstandige) redelijke waardering van haar belangen in staat was. Verweerder heeft ook niet gesteld dat hij dit heeft gedaan. Het stond verweerder dan ook niet vrij om zonder toestemming van de vertegenwoordiger de opdracht tot het doen van het onderzoek aan te nemen.’

Wettelijke regeling

Wanneer een derde (in dit geval de zoon) met een arts een overeenkomst sluit om een ander (in dit geval zijn moeder) te onderzoeken in verband met een juridische procedure (toewijzing/verandering bewindvoering) sluit de zoon (opdrachtgever)3 met de arts (opdrachtnemer) een overeenkomst (van opdracht) af. Op het onderzoek zelf is de WGBO van toepassing. In artikel 464 lid 1 van de WGBO wordt namelijk geregeld dat ook voor medische handelingen, die niet gedaan worden op basis van een behandelingsovereenkomst, zoals bij opstellen van een dergelijke medische verklaring, toch de ‘spelregels’ van de WGBO van toepassing zijn.

De betrokkene dient dus zelf gerichte toestemming te geven voor het onderzoek en het gebruik van de zorg- en behandelgegevens. Pas als zij dat niet kan, dan zal dit aan de wettelijk vertegenwoordiger gevraagd moeten worden (art 465 lid 3).

Bij het opstellen van dergelijke medische verklaringen is ook geregeld dat de betrokkene het recht heeft om als eerste de resultaten van het onderzoek te vernemen en het afgeven van de verklaring kan tegenhouden (blokkeringsrecht) (art 464 lid 2).

De lastige praktijk – toestemming van wie?

In de praktijk is het lastig laveren tussen alle geboden en verboden. De zoon geeft opdracht tot een onderzoek van zijn moeder en deze lijkt ook toestemming te hebben gegeven door de verklaring te ondertekenen.

Bij het onderzoek zal de arts zich twee extra vragen moeten stellen, naast de vraagstelling van de medische verklaring. De eerste is of de betrokkene daadwerkelijk toestemming kan geven voor het onderzoek. Als bij het begin of in de loop van het onderzoek duidelijk wordt, dat de betrokkene geen gerichte toestemming kan geven, dan zal alsnog voordat er verder gegaan wordt, toestemming aan een vertegenwoordiger gevraagd moeten worden.

De tweede vraag is na afloop van het onderzoek. Dan zal ook beoordeeld moeten worden of de betrokkene een beslissing kan nemen over het recht om het verslag als eerste in te zien en of zij bekend is met het blokkeringsrecht.

Stel dat de verweerder goed onderbouwd tot de conclusie komt dat mevrouw goed begrijpt waarvoor het onderzoek dient en daarbij ook kan beslissen dat zij geen gebruik wil maken van het blokkeringsrecht, dan is hiervoor géén toestemming nodig van vertegenwoordiger, in dit geval de mentor.

De lastige praktijk – altijd de mentor om informatie vragen?

Stel, dat mevrouw inderdaad zelf toestemming voor het onderzoek kan geven en dus toestemming van de mentor niet nodig is, dan is de mentor wel één van de mensen die waarschijnlijk relevante (achtergrond)informatie kan geven voor het beantwoorden van de vraagstelling van de medische verklaring.

De arts zal dan met de betrokkene moeten overleggen of er ook aan de mentor informatie gevraagd wordt. Geeft de betrokkene hiervoor geen toestemming, dan moet de arts een afweging maken of er ook zonder specifieke informatie van de mentor de vraagstelling van de medische verklaring beantwoord kan worden.

Klik hier voor de uitspraak zaak 17112AN Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven.

Auteur(s)

  • Mr. Robert Helle, specialist ouderengeneeskunde, jurist

Literatuur

  1. Zie bijvoorbeeld CTG 4 september 2007, 2006/147; CTG 7 april 2009, 2008/123; CTG 12 mei 2009, 2008/157; CTG 1 september 2009, 2008/015 en CTG 12 januari 2010, 2008/266.
  2. Zoals uit de Modelrichtlijn voor hulpverleners over informatie en toestemming bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt en uit het “Stappenplan bij beoordeling van wilsbekwaamheid” (bijlage 8 respectievelijk 9 bij “Van wet naar praktijk, Implementatie van de WGBO, deel 2 Informatie en Toestemming”).
  3. Op de situatie, dat de zoon namens zijn moeder de overeenkomst afsluit wordt hier niet verder ingegaan.
Reacties
PDF
Genereer PDF document