App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Hora-est: Specific Care on the Interface of Mental Health and Nursing Home (SpeCIMeN)

Hora-est_pedel.jpg                   Proefschrift_JCollet.png                               

 Gerrie van Voorden


Dubbele zorgvragers (DZV), patiënten die een combinatie van psychiatrische, somatische en/of psychogeriatrische zorg nodig hebben, zien we geregeld in ons werk. Door regelgeving en bekostiging is passende zorg voor deze doelgroep vaak moeizaam te realiseren. Dit terwijl DZV gebaat zijn bij integrale zorg, stelt specialist ouderengeneeskunde Janine Collet in haar stellingen bij het proefschrift ‘Specific Care on the Interface of Mental Health and Nursing Home (SpeCIMeN)’ dat zij op 19 december 2019 verdedigde.

Het eerste doel van het onderzoek van Collet was het exploreren van de zorgvragen en kenmerken van DZV. Het tweede doel was het exploreren van de kenmerken en het werk gerelateerde welzijn van zorgmedewerkers die voor DZV zorgen. Het derde doel was de benodigde onderdelen van adequate zorg voor DZV te definiëren waarbij rekening wordt gehouden met het combineren van psychiatrische zorg en verpleeghuiszorg en met belemmerende en bevorderende factoren.

Zorgvragen en kenmerken

Het proefschrift start met een literatuuronderzoek naar multidisciplinaire interventies voor DZV bij verpleeghuisbewoners.  Acht studies werden gevonden waarvan vier RCT’s. Zeven van deze studies rapporteerden een positief effect van multidisciplinaire interventies die inzetten op psychiatrische symptomen en gedragsproblemen. De belangrijkste onderdelen van deze multidisciplinaire behandeling waren een grondig assessment van psychiatrische, medische en omgevingsfactoren in combinatie met vaardigheidstraining in het omgaan met gedrag van verpleging.

Vervolgens onderzocht Collet de kenmerken van DZV opgenomen binnen de psychiatrie of in een verpleeghuissetting. Van 108 DZV werden demografische gegevens, gegevens over comorbiditeit, zorgafhankelijkheid, kwaliteit van leven, cognitie, neuropsychiatrische symptomen, angstklachten en depressieve klachten verzameld. Zoals verwacht werd meer psychiatrische comorbiditeit gevonden bij DZV opgenomen binnen de psychiatrie. Ook kwamen bij hen meer neuropsychiatrische symptomen voor. Opvallend was dat DZV opgenomen in de psychiatrie niet verschilden van DZV in het verpleeghuis wat betreft lichamelijke comorbiditeit en zorgafhankelijkheid. Verder viel op dat cognitie (MMSE-scores) niet verschilde tussen beide groepen.  

Kenmerken zorgmedewerkers

In een daarop volgende exploratieve studie op DZV-afdelingen, twee binnen de GGZ en twee in een verpleeghuissetting, werd onderzocht of een verband bestaat tussen werk gerelateerd welbevinden van de verpleging en DZV-patiëntkenmerken. Verpleging was in beide settingen gemiddeld 41 jaar oud en 90% was meer dan vijf jaar werkzaam op een DZV-afdeling. Patiënten waren gemiddeld jong (68 jaar) en meestal man. Er bleek geen significant verband tussen geestelijk welbevinden of burn-out en patiëntkenmerken (neuropsychiatrische symptomen, ernst van lichamelijk ziekten en zorgafhankelijkheid). Het niveau van burn-out was onder verpleging in beide groepen (GGZ en verpleeghuis) niet verhoogd. 29% van het verpleeghuispersoneel had een lagere beroepsopleiding, maar de persoonlijke bekwaamheid en het psychisch welbevinden waren vergelijkbaar tussen GGZ en verpleeghuispersoneel. In de discussie van haar proefschrift  beschrijft Collet dat dit mogelijk komt doordat ervaring belangrijker is voor het ervaren van persoonlijke bekwaamheid dan opleidingsniveau. Verpleging binnen de GGZ had meer symptomen van depersonalisatie, voelde zich minder competent en was minder tevreden met hun baan. Als mogelijke verklaring hiervoor worden de verschillen in patiëntkenmerken (meer psychiatrische comorbiditeit) en werkplekkenmerken (zoals een verschil in ervaren waardering binnen de organisatie) genoemd.

Onderdelen adequate zorg

In focusgroepen met verpleging en andere leden van het multidisciplinaire team kwamen vijf factoren in de ervaring en behoeften van verpleging naar voren. Dit waren de volgende factoren;

  1. patiëntgebonden: de complexiteit van dubbele zorgvragen en gedragsmatige problemen;
  2. mantelzorg gebonden: de misverstanden bij familieleden met betrekking tot de complexiteit van problemen van patiënten en de risico’s van inzet van vrijwilligers als vervanging van de beroepskrachten;
  3. beroepsmatige: de noodzaak van teamcompetenties en attitude, een multidisciplinaire aanpak, en een goede samenwerking tussen verpleeghuis en GGZ;
  4. woon- en werkomgeving: voldoende beschikbaarheid en continuïteit van personeel, specifieke inrichtingseisen zoals voldoende buiten – en binnenruimte, en een stripbare eenpersoonskamer om een veilige omgeving te waarborgen;
  5. organisatie van zorg: een duidelijk DZV-beleid met eenduidige criteria voor opname en overplaatsing, en voorzien in passende scholing.

Als laatste beschrijft Collet een casus die de uitdaging aangeeft van het verlenen van integrale DZV-zorg gegeven de zorglacunes binnen organisaties en schotten in financiering. Zij stelt dat het model van collaborative care een effectieve basis kan vormen voor de organisatie van de zorg. Dit model gaat uit van een multidisciplinaire aanpak, een gestructureerd zorgplan, zorgcoördinatie door casemanagers en interprofessionele communicatie.

Collet draagt met haar promotieonderzoek bij aan een beter begrip van de complexiteit van zorg voor DZV waarbij zij oog heeft gehad voor de rol en behoeften van alle betrokkenen in dit samenspel. 

 

Auteurs

  • Drs. G. van Voorden, aioto ouderengeneeskunde, SBOH

 

PDF
Genereer PDF document