App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

De specialist ouderengeneeskunde en het medisch tuchtrecht: uitspraken 2023

 Vrouwe-Justitia.jpg

Mark van de Laar, Christiaan Riemens 

 

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de uitspraken die in 2023 gedaan zijn in tuchtzaken, waarbij de klacht was gericht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Van deze uitspraken, zowel van de Regionale Tuchtcolleges als van het Centraal Tuchtcollege, zal een overzicht gegeven worden. Daarna volgen enkele conclusies. Ten slotte zal ingegaan worden op de ontwikkelingen in het medisch tuchtrecht, gezien ook de kritiek die er van diverse kanten op is.1

Uitspraken

In 2023 zijn door de tuchtcolleges elf (gepubliceerde) uitspraken gedaan in zaken waar een klacht was ingediend tegen een specialist ouderengeneeskunde. Het gaat om vijf uitspraken van de Regionale Tuchtcolleges en zes uitspraken van het Centraal Tuchtcollege.

In chronologische volgorde:

CTG 23 januari 20232
De klager, eerste contactpersoon van de overleden patiënte, is ontevreden over hoe de verzorging in het verzorgingstehuis was verlopen. Hij vindt dat de specialist ouderengeneeskunde tekort is geschoten in haar zorgtaak als behandelaar van zijn moeder. Klager verwijt de arts dat zij niet tijdig een juiste diagnose (blaasontsteking) heeft gesteld, onvoldoende regie heeft gevoerd ten aanzien van het medisch beleid en onvoldoende heeft geluisterd naar klager.

Volgens het Regionaal Tuchtcollege is er vanaf het begin van de opname van patiënte verschil van mening geweest tussen het medisch team in het verzorgingstehuis (onder wie de specialist ouderengeneeskunde) en de zoon, over wat onder zinvol medisch handelen moet worden verstaan. Dit heeft geleid tot een groot wantrouwen naar de arts toe, met spanningen tot gevolg. Volgens het Regionaal tuchtcollege geeft het medisch dossier geen blijk van een onzorgvuldige medische behandeling dan wel ontbreken van regievoering door de specialist ouderengeneeskunde. Ondanks ook de vele gesprekken die met de klager zijn gevoerd is het duidelijk dat de klager niet heeft kunnen accepteren dat zijn moeder in haar dementie achteruitging en door complicaties stervende was. Dat de arts niet tijdig een juiste diagnose zou hebben gesteld, is niet gebleken. Verder heeft de arts zorgvuldig en goed overwogen pijnbestrijding nagestreefd.

Volgens het Regionaal Tuchtcollege is de klacht kennelijk ongegrond. Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege op basis van het medisch dossier tot de conclusie is gekomen dat de specialist ouderengeneeskunde niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het is dan niet nodig om nog vragen aan de partijen te stellen. Een openbare zitting is dan ook achterwege gebleven. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze uitspraak overgenomen.

RTG Amsterdam 7 februari 20233
De klager verbleef bijna een maand in een verpleeghuis, in verband met zijn revalidatie na het doormaken van een CVA en een TIA. De klager is gedurende zijn verblijf in het verpleeghuis behandeld door een specialist ouderengeneeskunde. De klager verwijt deze dat hem tijdens zijn verblijf in het verpleeghuis een dubbele dosis van de voorgeschreven medicatie Mirtazapine is toegediend. Met meerdere (persoonlijke) excuses van de specialist ouderengeneeskunde nam de klager geen genoegen.

Tijdens de zitting heeft de specialist ouderengeneeskunde het algemene beleid rondom de intake van patiënten en het daarbij overnemen en voorschrijven van medicatie(lijsten) toegelicht. Het onjuist overnemen van de dosering Mirtazapine heeft ertoe geleid dat er in plaats van een halve tablet een hele tablet aan klager is toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege wijst erop dat Mirtazapine, anders dan de klager lijkt te veronderstellen, geen slaapmedicatie maar een antidepressivum is. Het voorschrijven van een hele tablet als minimale dagdosering is doorgaans gebruikelijk, aldus het Regionaal Tuchtcollege.

De conclusie is volgens het Regionaal Tuchtcollege dat sprake is geweest van een ‘menselijke fout’, waarvoor de specialist ouderengeneeskunde geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is ongegrond verklaard.

RTG Eindhoven 7 februari 20234
De klager is de zoon van de patiënt. De patiënt was sinds enkele jaren opgenomen op de afdeling geriatrische revalidatiezorg van de instelling waarin de aangeklaagde specialist ouderengeneeskunde werkzaam was. Na opname ging de patiënt achteruit. Op een dag werd de specialist ouderengeneeskunde tweemaal gebeld over de patiënt. De tweede keer is een verzoek van de familie tot palliatieve sedatie aan de arts overgebracht die dat verzoek niet heeft gehonoreerd en is ook niet komen kijken. De patiënt is die avond overleden. Na overlijden van de patiënt is de specialist ouderengeneeskunde gekomen om de patiënt te schouwen. De familie heeft het feit dat de arts naar aanleiding van het tweede telefonisch contact niet naar de patiënt is komen kijken, als respectloos ervaren.

Het Regionaal Tuchtcollege heeft niet kunnen vaststellen dat de specialist ouderengeneeskunde tijdens het tweede telefoongesprek met het mobiel verpleegkundig team op de hoogte is gebracht van het verzoek van de patiënt om een arts te spreken. Het tuchtcollege stelt wel vast dat de specialist ouderengeneeskunde twee keer in een tijdspanne van drie uur over een hem onbekende, ernstig zieke en hoogbejaarde patiënt is gebeld en dat tijdens het tweede telefoongesprek het verzoek tot palliatieve sedatie van de familie aan hem is overgebracht. Uit een dergelijk verzoek blijkt dat de familie een ernstige situatie ervoer en behoefte had aan (overleg met) een arts. Volgens het tuchtcollege had de arts ten minste telefonisch extra informatie moeten opvragen over de reden voor het verzoek tot palliatieve sedatie, ofwel bij de verpleegkundige, ter plaatse bij de patiënt of rechtstreeks bij de familie en/of de patiënt zelf.

Dit klachtonderdeel is daarom door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaard. Voor het tuchtcollege is van belang dat de specialist ouderengeneeskunde excuses heeft gemaakt en heeft aangegeven van de zaak te hebben geleerd. Het tuchtcollege heeft daarom volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

CTG 8 februari 20235
De klager (één van de vier broers van de patiënt) verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij zich niet heeft gehouden aan gedragscodes en onvoldoende rekening heeft gehouden met de wensen van de patiënt en zijn familie door de patiënt onnodig medicatie toe te dienen om hem ‘plat te leggen’, waardoor hij buitenbewustzijn was toen hij overleed. Daardoor is zijn leven eerder en op onnatuurlijke wijze beëindigd.

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. De klacht wordt daarom niet inhoudelijk behandeld. Het Regionaal Tuchtcollege legt aan dit oordeel ten grondslag dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om niet te veronderstellen dat de klager met zijn klacht de wil van zijn broer uitdrukt. Zo was het medicatiebeleid steeds in overleg met de wilsbekwame patiënt vastgesteld. Het Centraal Tuchtcollege laat de uitspraak in stand.

CTG 5 april 2023-16
De klaagster is de dochter van de patiënt. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij klaagster noch de familie geïnformeerd of gekend heeft in het proces c.q. beleid dat zij heeft opgestart, dat de patiënt pas na forse druk vanuit klaagster naar het ziekenhuis is ingestuurd, en dat de patiënt zonder overleg via een vlindernaald morfine is toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht, omdat sprake is van dermate bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen of de klaagster met het indienen van haar klacht de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt.

Voorzover het eerste klachtonderdeel ziet op gebrek aan informatie jegens klaagster zelf, is zij daarin volgens het Centraal Tuchtcollege wel ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege is verder van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen aan het uitgangspunt dat klaagster met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënt uitdrukt. Omdat beide partijen dat expliciet hebben verzocht, heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak terugverwezen naar het Regionaal Tuchtcollege voor de behandeling van het eerste klachtonderdeel.

CTG 5 april 2023-27
Volgens de klager is de specialist ouderengeneeskunde nalatig geweest, waardoor de patiënt vroegtijdig was overleden. Daarnaast was de klager niet tevreden over de communicatie na overlijden. De klager verwijt de arts dat zij medisch nalatig heeft gehandeld door patiënt geen tromboseprofylaxe voor te schrijven, terwijl trombose een bekend risico is bij Covid-19. Zij had hiertoe over moeten gaan, omdat de patiënt last zou hebben gehad van zijn been en pijnklachten. Ook zou hij slechter zijn gaan lopen.

Het tuchtcollege merkt vooraf op dat deze casus zich heeft afgespeeld in de context van de Covid-19-pandemie, waarin sprake was van veel wisselende behandeladviezen en richtlijnen vanuit de beroepsgroep. Uit het dossier blijkt volgens het tuchtcollege niet dat de patiënt last heeft gehad van zijn been, noch dat hij pijnklachten heeft gehad of slechter is gaan lopen. Bij de beoordeling van de patiënt was op dat moment het behandeladvies Covid-19 voor verpleeghuizen leidend. Dit hield in dat geen tromboseprofylaxe overwogen hoefde te worden, tenzij sprake was van ernstig zieke Covid-19-patiënten met een actief behandelbeleid, en zeker als in het verleden een diep veneuze trombose of longembolie is doorgemaakt en of er sprake is van sterke teruggang in mobiliteit.

Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de beslissing om geen tromboseprofylaxe voor te schrijven, verdedigbaar is. De specialist ouderengeneeskunde heeft, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van de patiënt, zorgvuldig en conform het destijds geldende behandeladvies gehandeld. De klacht is daarom ongegrond verklaard.

CTG 7 juni 2023-18
De klaagster, de echtgenote van de patiënt, verwijt de specialist ouderengeneeskunde onder meer dat hij onvoldoende informatie heeft gegeven over de behandelopties en het te voeren beleid. Het Centraal Tuchtcollege is dit met de klaagster eens, en heeft de klacht op dit punt daarom gegrond verklaard.

Hoewel toegelicht ter zitting, is volgens het tuchtcollege uit het medisch dossier niet gebleken dat de specialist ouderengeneeskunde het toedienen van sondevoeding medisch zinloos achtte en dat hij dat aan de familie heeft medegedeeld. Een aantekening hierover ontbreekt in het medisch dossier. Wel is gebleken dat het voor de familie niet duidelijk was dat en waarom de arts sondevoeding medisch zinloos vond. Nu de verslaglegging hierover onvolledig is, neemt het Centraal Tuchtcollege niet als vaststaand aan dat de specialist ouderengeneeskunde het medische standpunt ten aanzien van sondevoeding voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd naar de familie.

Ook heeft de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege in onvoldoende mate duidelijke afspraken met de familie van de patiënt gemaakt over het vervolg van de behandeling en wat wel en wat niet meer mogelijk was. Het Centraal Tuchtcollege heeft tot slot niet kunnen vaststellen dat de arts heeft gecontroleerd of de gegeven informatie ook daadwerkelijk door de familie is begrepen. Bij een kwetsbare patiënt die lijdt aan een ongeneeslijke, potentieel levensbedreigende ziekte, had dit wel op de weg van de arts gelegen.

Het tuchtcollege legt geen maatregel op, omdat de zorg werd verleend in een buitengewoon hectische tijd (tijdens het eerste jaar van de Covid-19 pandemie waarin sprake was van een strenge lockdown). Bij dit oordeel betrekt het tuchtcollege ook de grote hoeveelheid contacten die hebben plaatsgevonden tussen de specialist ouderengeneeskunde en de familie. Mede gezien de snelheid waarmee de conditie van de patiënt verslechterde in het weekend dat de specialist ouderengeneeskunde geen dienst had, heeft het tuchtcollege geen maatregel opgelegd.

CTG 7 juni 2023-29
De klagers zijn de broer en de zus (curator) van de patiënte (die leed aan Alzheimer). De patiënte woonde in een woonzorgcentrum. De specialist ouderengeneeskunde tegen wie de klacht is gericht, was betrokken bij de behandeling van de patiënt. De arts wordt verweten dat zij de patiënte te veel pijnstilling toediende, dat er onvoldoende algemene zorg is verleend volgens de indicatie van het CIZ, dat er onvoldoende is gecommuniceerd met de curator en de contactpersoon, dat onvoldoende inzage/kopie van het medisch dossier is geboden, dat adviezen van beroepsgenoten zijn genegeerd en dat er algemene fouten en slordigheden zijn gemaakt, vooral op het gebied van controle.

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de patiënte ten tijde van het indienen van de klacht slechts nog in staat was om kleine beslissingen te nemen (en voor dat soort situaties dus wilsbekwaam kon zijn). Het indienen van een tuchtklacht is volgens het tuchtcollege niet als een kleine beslissing aan te merken. De klaagster wordt daarom alsnog ontvangen in haar klacht. De klacht is vervolgens inhoudelijk ongegrond verklaard omdat de klachten volgens het Centraal Tuchtcollege niet zagen op het handelen van de specialist ouderengeneeskunde, maar op het beleid dan wel handelen van (medewerkers van) het woonzorgcentrum.

RTG Amsterdam 7 juli 202310
Deze uitspraak is uitgebreid besproken in het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde van november 2023, en wordt daarom hier maar kort beschreven.

De schoonmoeder van de klaagster verbleef ruim zes jaar in een verpleeghuis. De klaagster heeft meerdere klachten over de zorgverlening aan haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven. De schoonmoeder leed aan de ziekte van Parkinson. De klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de medicatie-inname, en dat hij de zorgen van de familie hierover heeft gebagatelliseerd. Verder wordt verweten dat de arts niet heeft geluisterd naar de patiënte en de familie.

Volgens het Regionaal Tuchtcollege heeft de specialist ouderengeneeskunde de patiënte en haar naasten niet voldoende meegenomen in de veranderende situatie van de patiënte en het beleid ten aanzien van de benodigde zorg voor haar, en onvoldoende regie gevoerd. Hetzelfde geldt voor de medicatie.

Het tuchtcollege heeft de klacht daarom gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij weegt het tuchtcollege mee dat duidelijke communicatie met een patiënte en haar familie juist in de laatste levensfase van wezenlijk belang zijn voor een goed en comfortabel levenseinde en de verwerking van het overlijden door de nabestaanden.

Het Regionaal Tuchtcollege heeft de specialist ouderengeneeskunde, die enerzijds weinig zelfreflectie toonde maar anderzijds nog niet eerder is geconfronteerd met een tuchtklacht, de maatregel van waarschuwing opgelegd.

RTG Amsterdam 21 november 202311
De echtgenoot van de klaagster was opgenomen in een verpleeghuis. De echtgenoot is in dat verpleeghuis overleden. De klaagster vindt dat zij ten onrechte niet onmiddellijk het medisch dossier heeft toegestuurd gekregen. Ook vindt zij dat het medisch dossier van haar echtgenoot niet klopt. Daarnaast zou er een onjuist medicatiebeleid zijn gevoerd.

Maar volgens het tuchtcollege heeft de specialist ouderengeneeskunde geen betrokkenheid gehad bij de afhandeling van het verstrekken van het medisch dossier door het verpleeghuis. Alleen daarom al valt hem geen (persoonlijk) tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verder heeft volgens het tuchtcollege de afhandeling van het verzoek langer geduurd dan wenselijk, maar is deze wel zorgvuldig geweest. Verder zijn er geen aanwijzingen dat er achteraf nog aanpassingen in het dossier zijn aangebracht. Ten slotte oordeelt het tuchtcollege dat uit het medisch dossier is gebleken dat de Oxazepam niet is gestaakt. Bij verdere aanpassingen in het medicatiebeleid is de specialist ouderengeneeskunde niet betrokken geweest.

De klacht is door het tuchtcollege kennelijk ongegrond verklaard (dus zonder zitting). 

RTG Zwolle 8 december 202312
Betreft een klacht van een dochter- en eerste contactpersoon van een patiënte. Volgens het Regionaal Tuchtcollege was er onvoldoende duidelijkheid over de rol- en taakverdeling tussen de zeer ervaren specialist ouderengeneeskunde en de verpleegkundig specialist. Daardoor is sprake geweest van een gebrekkige communicatie. De behandeling van de patiënte is tekortgeschoten. De specialist ouderengeneeskunde had moeten begrijpen dat haar rol ten opzichte van de verpleegkundig specialist door de (snelle) escalatie va het probleemgedrag van de patiënte, en daarmee de veranderde zorgvraag en de toegenomen complexiteit hiervan, diende te verschuiven van intervisor naar supervisor.

De specialist ouderengeneeskunde heeft deze rol volgens het tuchtcollege onvoldoende opgepakt. In plaats van in gesprek te gaan met de verpleegkundig specialist over het medicatiebeleid ten aanzien van de patiënte, heeft zij het conflict met de verpleegkundig specialist over dit beleid de boventoon laten voeren, met als laakbaar gevolg dat de specialist ouderengeneeskunde de zorg voor de patiënte uit het oog is verloren. Ook had de specialist ouderengeneeskunde het Wzd-stappenplan (Wet Zorg en Dwang) moeten toepassen, wat ernstig nadeel voor de patiënte mogelijk had kunnen voorkomen.

Tot slot heeft de specialist ouderengeneeskunde de behandelrelatie met onmiddellijke ingang beëindigd vanwege haar problematische samenwerking met de verpleegkundig specialist zonder dit vooraf met klaagster te bespreken. Ook in dit opzicht heeft de specialist ouderengeneeskunde onzorgvuldig gehandeld.

De specialist ouderengeneeskunde heeft volgens het tuchtcollege hiermee in meerdere opzichten tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan de specialist ouderengeneeskunde is een berisping opgelegd.

Conclusies

De tuchtklachten die zijn ingediend, gaan vooral over communicatie. 

In drie zaken speelt de ontvankelijkheid een rol (CTG 8 februari 2023, CTG 5 april 2023-1 en CTG 7 juni 2023-2). Hierbij gaat het om klachten die door nabestaanden (familie) zijn ingediend. De allereerste vraag is dan of deze klachten überhaupt behandeld moeten worden? Is er reden om geen inhoudelijk oordeel te geven, bijvoorbeeld omdat de klagers geen klachtrecht hebben? Met andere woorden: zijn de klagers wel ontvankelijk?

Een nabestaande kan een klachtrecht hebben dat is afgeleid van de veronderstelde wil van de patiënt. Dit recht is er niet, als er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om niet te veronderstellen dat de klager met zijn klacht de wil van de nabestaande uitdrukt. In CTG 8 februari 2023 was er sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden (zoals: de patiënt was gedurende zijn verblijf in het hospice, tot het laatste moment, wilsbekwaam en het medicatiebeleid was steeds in overleg met hem vastgesteld). In CTG 5 april 2023-1 was er geen sprake van.

In CTG 7 juni 2023-2 ging het om de vraag of de patiënte nog wilsbekwaam was. Omdat het tuchtcollege van oordeel was dat de patiënte nog maar ‘kleine’ beslissingen kon nemen, waaronder niet valt het indienen van een tuchtklacht, kon de klaagster (de zus van de patiënte) in haar klacht worden ontvangen. Dit is trouwens de enige (gepubliceerde) uitspraak uit 2023, waarin de wilsbekwaamheid aan de orde kwam.

Voor iedere specialist ouderengeneeskunde is het goed om te weten dat een nabestaande daarnaast een klacht kan indienen over een gedraging van een zorgverlener tegenover hem of haarzelf (de nabestaande). Dit speelde onder meer in CTG 5 april 2023-1 en CTG 7 juni 2023-1, waarbij het ging om de vraag of de familie voldoende was geïnformeerd.

In vier zaken is de klacht gegrond verklaard (en in vijf zaken ongegrond). In één zaak daarvan is geen maatregel opgelegd, in twee zaken is een waarschuwing opgelegd, en in één zaak is een berisping opgelegd.

De klachten die gegrond zijn verklaard, gaan over het geven dan wel verstrekken van informatie (CTG 7 juni 2023-1 resp. RTG Eindhoven 7 februari 2023), over communicatie (RTG Amsterdam 7 juli 2023), en over de (regie)rol van de specialist ouderengeneeskunde (RTG Zwolle 8 december 2023). De laatste uitspraak is actueel, onder meer waar het gaat om de taakverdeling tussen specialist ouderengeneeskunde en verpleegkundig specialist, in relatie tot de regierol en verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde voor de patiëntenzorg bij complexe zorg.

Een deel van de klachten heeft betrekking op medisch-inhoudelijke zorg. Daarbij gaat het achtereenvolgens om de klacht dat niet tijdig een juiste diagnose is gegeven (CTG 23 januari 2023), dat er een dubbele dosis medicatie is verstrekt (RTG Amsterdam 7 februari 2023), dat er geen tromboseprofylaxe is voorgeschreven (CTG 5 april 2023), dat er te veel pijnstelling is gegeven (CTG 7 juni 2023-2) en dat er sprake was van een onjuist medicatiebeleid (RTG Amsterdam 7 juli 2023). De klachten hierover zijn ongegrond verklaard.

De specilialist ouderengeneeskunde heeft per definitie veel te maken met het levenseinde van de patiënt. Ook naar de familieleden van de patiënt brengt dit voor de specialist ouderengeneeskunde verplichtingen met zich mee, zoals ten aanzien van de communicatie (RTG Amsterdam 7 juli 2023). Ook het feit dat de patiënt te maken heeft met een levensbedreigende situatie kan van belang zijn (controleren of informatie is begrepen: CTG 7 juni 2023-1).

Uit enkele uitspraken blijkt het belang van de houding van de specialist ouderengeneeskunde ter zitting. Laat de specialist ouderengeneeskunde zien dat hij ervan geleerd heeft en biedt hij excuses aan? Zo ja, dan kan dit een matigend effect hebben op de op te leggen maatregel (RTG Eindhoven 7 februari 2023). Als geen of niet voldoende zelfreflectie wordt getoond, kan dit een strafverzwarend effect hebben (RTG Amsterdam d.d. 7 juli 2023).

Verder kunnen de omstandigheden van belang zijn, zoals de hectiek tijdens de Covid-19-pandemie (CTG 5 april 2023-2 en CTG 7 juni 2023). Dergelijke omstandigheden kunnen een matigend effect hebben op de op te leggen maatregel.

In 2023 is er geen (gepubliceerde) uitspraak over het beroepsgeheim. Althans niet in een tuchtzaak tegen een specialist ouderengeneeskunde. Niettemin goed om hierbij te wijzen op het grote belang van het beroepsgeheim. Zo kreeg in 2018 een specialist ouderengeneeskunde - in een kwestie waarbij er vele juridische familieconflicten speelden - een waarschuwing, omdat deze tegen de ex-vrouw van de klager (de zoon van de patiënt) had gezegd dat zijn moeder Alzheimer had.13

Ontwikkelingen

In december 2022 bestond het medisch tuchtrecht, zoals opgenomen in de Wet BIG, 25 jaar. Dit tuchtrecht staat ter discussie. Op 17 januari 2023 liet de KNMG nog weten, dat er in 2023 verbeteringen doorgevoerd moesten worden.14 Het systeem laat immers, aldus de KNMG, grote knelpunten zien. Klachten kunnen immers onbelemmerd worden ingediend, terwijl veel van de klachten ongegrond worden verklaard. Dit is, aldus de KNMG, voor de specialist ouderengeneeskunde emotioneel belastend.

Het staat volgens de KNMG buiten kijf dat het tuchtrecht, gericht op de kwaliteit van de zorg, belangrijk is. De KNMG wil dat er enkele verbeteringen worden doorgevoerd.15 Deze verbeterpunten hebben betrekking op de lerende werking van het tuchtrecht. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat zorgverlening in toenemende mate plaatsvindt in team- of netwerkverband.

De Minister van VWS heeft op het rapport gereageerd met de brief van 29 april 2022.16 De Minister is van mening dat meerdere aanbevelingen van de onderzoekers uitvoering verdienen, zoals: het toegankelijker maken van de jurisprudentie zodat het lerende effect daarvan kan worden vergroot, het begeleiden van zorgverleners bij een tuchtprocedure en het meer benutten van de tuchtklachtfunctionaris voorafgaand aan een tuchtprocedure.

Ook de aanbevelingen over de verbeteringen die mogelijk zijn in het tuchtrecht wanneer sprake is van team-en netwerkverantwoordelijkheden, zoals dat de Inspectie (IGJ) een grotere rol in het tuchtrecht moet vervullen in complexe zaken waarbij meerdere beroepsbeoefenaar zijn betrokken, worden door de Minister ondersteund. Deze aanbevelingen zullen worden opgevolgd.

In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 7 juli 2023 hebben enkele artsen gepleit voor een fundamenteel onderzoek naar het tuchtrecht.17 Zij zijn van mening dat het rapport van 26 januari 2022 een eenzijdig beeld geeft van het tuchtrecht. Zo wordt er volgens hen ten onrechte gesteld dat het tuchtrecht primair het doel heeft om van te leren. Het leren is volgens hen hooguit een middel. Het primaire doel is het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg. Zij dringen aan op fundamenteel onderzoek naar het tuchtrecht. Ook de KNMG pleit, samen met Verenso, voor fundamenteel onderzoek naar het functioneren van het tuchtrecht (zie voetnoot 14).

Na 1 april 2024 zal het tuchtrecht worden geëvalueerd. 

Afsluiting

De hiervoor besproken uitspraken zijn in de eerste plaats interessant voor de specialist ouderengeneeskunde. Maar ook voor de instellingen waarin deze werkzaam zijn, zijn de uitspraken interessant. Want deze instellingen, met name de verzorgings- en verpleeghuizen, moeten goede zorg bieden.18 Voorzover de specialist ouderengeneeskunde in dienst is van de instelling, en dat is veelal het geval, kan de zorginstelling als werkgever hieraan enige sturing geven. Dit geldt niet zozeer voor de medisch-inhoudelijke zorg, als wel voor de communicatie met de patiënt en diens familie. En juist daarover wordt veel geklaagd.

Auteurs

  • Mr. drs. M.L.M. (Mark) van de Laar, advocaat bij Capra Advocaten, Maastricht
  • Mr. C. (Christiaan) Riemens, advocaat bij Capra Advocaten, 's-Hertogenbosch

 

Literatuur

  1. Voor een beschrijving van het huidige tuchtrecht zij verwezen naar: mr. O.L. Nunes en mr. C.I.M. de Haan, Medisch tucht(proces)recht in vogelvlucht, in: AP 2020, nr. 3/4.
  2. ECLI:NL:TGZCTG:2023:18.
  3. ECLI:NL:TGZRAMS:2023:27.
  4. ECLI:NL:TGZREIN:2023:9.
  5. ECLI:NL:TGZCTG:2023:24.
  6. ECLI:NL:TGZCTG:2023:65.
  7. ECLI:NL:TGZCTG:2023:66.
  8. ECLI:NL:TGZCTG:2023:101.
  9. ECLI:NL:TGZCTG:2023:102.
  10. ECLI:NL:TGZRAMS:2023:170.
  11. ECLI:NL:TGZRAMS:2023:251.
  12. ECLI:NL:TGZRZWO:2023:186.
  13. CTG 27 september 2018 (ECLI:NL:TGZCTG:20218:254).
  14. Zie: https://www.knmg.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/25-jaar-tuchtrecht-actieplan-en-fundamenteel-onderzoek-nodig en https://www.knmg.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/knmg-voer-nog-dit-jaar-verbeteringen-in-tuchtrecht-door.
  15. Toekomstbestendig Tuchtrecht; De lerende werking van het tuchtrecht en team- en netwerkverantwoordelijkheid in het tuchtrecht op grond van de Wet BIG, mr. drs. R.L. Herregodts e.a., Groningen (RUG) 26 januari 2022.
  16. Bevindingen verkenning toekomstbestendigheid wet BIG, brief Ministerie van VWS d.d. 29 april 2022.
  17. G.J. Jager e.a., Hoog tijd voor fundamenteel onderzoek naar tuchtrecht, in: NTvG 7 juli 2023.
  18. Artikel 2 lid 1 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
PDF
Genereer PDF document