Kwaliteit
PDF
Genereer PDF document

Paraatheid 
 

Om een uitbraak van een infectieziekte zo effectief mogelijk te kunnen bestrijden, is het van belang dat de organisatie zo goed mogelijk voorbereid is op een uitbraak. Hoewel elke uitbraak in de praktijk anders is, helpt een goede algemene voorbereiding om gedurende een uitbraak zo snel mogelijk de juiste keuzes te maken om verdere verspreiding te beperken. In deze fase van paraatheid, ook wel ‘koude fase’ genoemd (elk moment waarop er géén (mogelijke) uitbraak is), dient voornamelijk aandacht te worden besteed aan de aanwezigheid van de hieronder genoemde randvoorwaarden.

  • Er is een up-to-date organisatie-gebonden protocol met betrekking tot het beheersen van uitbraken aanwezig, afgeleid van landelijke richtlijnen. Dit kan een op zichzelf staand document zijn, of de aspecten met betrekking tot uitbraakmanagement zijn verwerkt in uitbraakprotocollen voor specifieke micro-organismen. Het uitbraakprotocol bevat minimaal:
    • Interne procedure voor het melden van een (mogelijke) uitbraak;
    • Een instructie met betrekking tot het vaststellen van een uitbraak van elke afzonderlijke infectieziekte in geval van een vermoeden van een uitbraak;
    • Een procedure voor het melden van een uitbraak van een infectieziekte met meldingsplicht aan de GGD volgens de Wet publieke gezondheid art. 22 en 26 (5);
    • De minimale samenstelling van een latent aanwezig uitbraakteam per (cluster van) locatie(s), inclusief rollen, verantwoordelijkheden en taken van de verschillende leden;
    • Een procedure voor het activeren van het uitbraakteam bij een (mogelijke) uitbraak en het toevoegen van aanvullende disciplines aan dit team, afhankelijk van de omvang en ernst van de uitbraak en het type micro-organisme;
    • Een procedure voor het opstarten van uitbraakmaatregelen vanaf het moment dat er een vermoeden op een uitbraak is;
    • Een procedure voor het opheffen van uitbraakmaatregelen en het moment vanaf wanneer dit per afzonderlijk micro-organisme gebeurt;
    • Afspraken over de inzet van personeel voor diagnostiek en verwerking van uitslagen voor zowel bewoners als medewerkers.
  • Verantwoordelijkheden, taken en procedures omtrent (de coördinatie van) interne en externe communicatie met betrekking tot uitbraakmanagement zijn vastgelegd.
  • Er zijn voldoende middelen aanwezig voor diagnostiek van infectieziekten en dragerschap van BRMO.
  • Er zijn voldoende desinfectiemiddelen aanwezig die voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en normen en eisen.
  • Er zijn voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) (niet-steriele handschoenen, mondneusmaskers (type II(R) en FFP2), veiligheidsbrillen en schorten) aanwezig, welke voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en normen en eisen.1
  • Er is binnen de instelling een verantwoordelijke actor aangewezen voor de ontwikkeling van uitbraakbeleid en het bijhouden hiervan.
  • Er is een actieve infectiepreventiecommissie in de organisatie.
  • Er is een lijst met externe contacten die geraadpleegd kunnen of moeten worden gedurende een uitbraak (onder andere GGD, laboratorium, arts-microbioloog, deskundige infectiepreventie en andere zorginstellingen met wie wordt samengewerkt).
  • Het is duidelijk welke ondersteuning door welke contacten in het netwerk van de organisatie geleverd kan worden bij uitbraken.
  • Er zijn zakelijke afspraken gemaakt met actoren die niet in dienst zijn van de instelling, zodat er een beroep op deze gedaan kan worden gedurende een uitbraak (bijvoorbeeld deskundige infectiepreventie, arts-microbioloog, bedrijfsarts en facilitair dienstverleners).
  • Er is scholingsaanbod aan zorgprofessionals op het gebied van uitbraakbestrijding gefaciliteerd, en periodiek vinden (na)scholingen plaats.
  • Er is een goed geborgd cyclisch kwaliteitssysteem waar uitbraakmanagement onderdeel van uitmaakt.
  • Zorgprofessionals, facilitair dienstverleners en vrijwilligers hebben voldoende kennis voor het uitvoeren van algemene en specifieke infectiepreventiemaatregelen.
  • Zorgprofessionals zijn op de hoogte van de meest voorkomende symptomen die kunnen wijzen op een uitbraak van een infectieziekte.1,6
  • De organisatie is op de hoogte van (boven)regionale ontwikkelingen in uitbraken van infectieziekten (bijvoorbeeld door aansluiting bij het Regionale Zorgnetwerk ABR en andere regionale initiatieven, en digitale meldsystemen en informatievoorziening van de GGD’en, zoals het Meldpunt Uitbraken Infectieziekten (MUIZ) en BRMO).
  • De organisatie heeft een duidelijke visie over de balans tussen uitbraakmaatregelen en de kwaliteit van leven van bewoners en draagt deze uit.
  • Er is een draaiboek voor het opzetten van spoedvaccinatieronden voor bewoners en professionals aanwezig.
  • Professionals hebben voldoende tijd om hun verantwoordelijkheden en taken omtrent uitbraakbestrijding uit te kunnen voeren.
  • Er is een veilig klimaat voor alle professionals om elkaar aan te spreken op de naleving van uitbraakmaatregelen.
  • Er is voldoende urgentiebesef aanwezig bij alle betrokken actoren ten aanzien van alle facetten op het gebied van uitbraakmanagement.

 

Bestuur en management

  • Is verantwoordelijk voor het voldoen aan de opgestelde randvoorwaarden.
  • Stelt een uitbraakteam samen.
  • Draagt zorg dat het uitbraakteam te allen tijde latent aanwezig is.
  • Draagt zorg dat het uitbraakteam operationeel wordt wanneer een uitbraak is vastgesteld.
  • Draagt zorg voor het stimuleren van de naleving van algemene en specifieke infectiepreventiemaatregelen door zorgprofessionals en creëert hiervoor de benodigde randvoorwaarden.
  • Is verantwoordelijk voor de verzameling van financiële informatie gerelateerd aan de uitbraak, om aanspraak te kunnen maken op een boven-budgettaire vergoeding, mits aan de door de NZa opgestelde eisen wordt voldaan.

Infectiepreventiecommissie

  • Wijst het bestuur op randvoorwaarden waaraan niet wordt voldaan.
  • Adviseert tijdens een uitbraak over stimulering van de naleving van algemene en specifieke infectiepreventiemaatregelen door zorgprofessionals.
  • Toetst de actualiteit van het uitbraakbeleid van de instelling, de bijbehorende randvoorwaarden en organisatiegebonden protocollen en adviseert het bestuur daarover.
  • Adviseert de organisatie over (na)scholingen, audits en/of uitbraakoefeningen om de staat van paraatheid op een uitbraak te evalueren en/of te verbeteren.

Specialist ouderengeneeskunde

  • Adviseert de organisatie over en/of is direct betrokken bij het opstellen en herzien van organisatie-gebonden uitbraakprotocollen.
  • Wijst het bestuur op randvoorwaarden waaraan niet wordt voldaan.
  • Maakt binnen de vakgroep interne werkafspraken over hoe te handelen en te communiceren bij de signalering van een (mogelijke) uitbraak.
  • Signaleert kennishiaten bij de eigen en andere disciplines en adviseert over het inzetten en/of aan (laten) passen van scholing van personeel op het gebied van alertheid bij en herkenning van een (mogelijke) uitbraak en het melden hiervan.

Deskundige infectiepreventie, arts-infectieziektebestrijding

  • Adviseert de organisatie op aanvraag op het gebied van uitbraakmanagement, bijvoorbeeld bij:
    • Het opstellen en bijwerken van uitbraakprotocollen;
    • Het verzorgen van scholingen op het gebied van uitbraakbeleid voor zorgprofessionals;
    • Het uitvoeren van audits en uitbraakoefeningen.

Zorgprofessionals, facilitair dienstverleners en vrijwilligers 

  • Handelen volgens de geldende algemene en specifieke infectiepreventiemaatregelen.

Het (latent aanwezige) uitbraakteam

  • Maakt op basis van het organisatie-gebonden protocol onderling afspraken over:
    • Verwachtingen van leden met betrekking tot inbreng en taken;
    • Wijze van beslisvorming;
    • Wijze van documentatie;
    • Vervanging in geval van afwezigheid.

Hieronder kun je de micro-learning Paraatheid opstarten/bekijken