Onderzoeksflits: Communicatie over euthanasie in verpleeghuizen

Marjolein Rikmenspoel

Een recent kleinschalig kwalitatief onderzoek, gepubliceerd in Death Studies (2024), onderzocht hoe wilsbekwame bewoners van Nederlandse verpleeghuizen communicatie over euthanasie ervaren. Hoewel euthanasie in Nederland sinds 2002 wettelijk niet strafbaar is voor artsen -mits voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen én de arts de euthanasie gemeld heeft, is er weinig bekend over de ervaring wat betreft de communicatie hierover met verpleeghuisbewoners op afdelingen somatiek.  De studie includeerde 15 bewoners in leeftijd tussen 30-90 jaar uit verschillende verpleeghuislocaties bij verschillende zorgorganisaties. Aan specialisten ouderengeneeskunde van verschillende verpleeghuislocaties werd gevraagd om bewoners te benaderen die zelf het onderwerp euthanasie al een keer hadden benoemd. Dit leverde uiteindelijke 15 bewoners op in leeftijd tussen 30-90 jaar. De analyse is gebaseerd op in totaal 21 diepte-interviews.

De bevindingen hebben geleid tot inzicht in thema’s die voor deze bewoners van belang waren in het spreken over euthanasie. Ten eerste de mogelijkheid om over dit onderwerp te praten, waarbij wederzijdse openheid van belang werd geacht en de toegankelijkheid van de arts om hierover in gesprek te gaan, een voorwaarde diende te zijn. Ten tweede interactie met anderen, waaronder ook naasten, verzorgenden en familie, waarbij een gevoel van verbondenheid in de relatie en begrip van de gesprekspartner van belang was. Bewoners toonden zich standvastig in de zin dat zij zich niet wilden laten ompraten. Ten derde de verwachting over de beslissingen in de toekomst, waarbij een schriftelijke wilsverklaring geruststelling bood en er soms zorgen waren over de bereidheid van de arts om euthanasie uit te voeren.

De meeste bewoners namen zelf het eerste initiatief tot het gesprek over euthanasie en beschikten vaak over een euthanasieverklaring, opgesteld in de periode toen zij zelfstandig woonden. Bewoners gingen er in de regel vanuit dat ze op deze manier alles goed geregeld hadden. In de praktijk bleek echter dat nieuwe artsen of veranderende omstandigheden alsnog tot onzekerheid leidden. Vaak bleef een vervolggesprek uit. Artsen waren soms moeilijk bereikbaar en wisselingen in behandelrelaties zorgden voor onzekerheid.

Continuïteit in gesprek is van belang. Het proces van proactieve zorgplanning (inclusief het vooraf en herhaaldelijk bespreken van wensen rond het levenseinde), helpt om verwachtingen te verduidelijken, zorgt voor follow-up van het gesprek en bevordert dossiervorming. Een wilsverklaring kan zeker dienen als vertrekpunt, maar is geen eindpunt.

Voor de Nederlandse praktijk bevestigen deze resultaten het belang van het tijdige gesprek over het levenseinde (KNMG-advies 2021). Tevens sluiten ze aan op de aanbevelingen uit het rapport Passende zorg voor kwetsbare ouderen door advance care planning (Verenso en V&VN  2017).

Reactie Verenso

Als specialist ouderengeneeskunde zijn er meerdere manieren om patiënten bij te staan als het levenseinde nadert. Naast het bieden van palliatieve zorg in de laatste fase van het leven, is het ook mogelijk om patiënten te begeleiden bij medische beslissingen rondom het levenseinde zoals het bewust stoppen met eten en drinken of een euthanasietraject.

Lees meer hierover op de website van Verenso.

Auteur
  • Mr. M. (Marjolein) Rikmenspoel MA, geestelijk verzorger

Literatuur

  1. Rikmenspoel, M. J. H. T., de Boer, F., Onwuteaka-Philipsen, B. D., Pasman, H. R. W., & Widdershoven, G. A. M. (2024). Communication about euthanasia in Dutch nursing homes. Death Studies, 49(4), 379–390. https://doi.org/10.1080/07481187.2024.2330011

  2. https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/praten-over-het-levenseinde-1