Nitrofurantoïne bij mannelijke verpleeghuisbewoners met UWI
Hoe vaak wordt nitrofurantoïne voorgeschreven bij mannelijke verpleeghuisbewoners met een vermoedelijke urineweginfectie? En hoe verandert dit over de tijd?
De abstractcommissie heeft op verzoek van de congrescommissie elf abstracts geselecteerd die tijdens het Verenso voorjaarcongres 'Diversiteit in de ouderengeneeskunde. Zorg voor verschil' op 5 juni 2025 middels een fysieke presentatie gepresenteerd werden. Onderstaand abstract was daar een van.
Introductie
Volgens de richtlijn urineweginfecties bij kwetsbare ouderen van Verenso moet er bij mannen met een urineweginfectie altijd worden aangenomen dat er sprake is van weefselinvasie. Ook als er geen sprake is van systemische verschijnselen zoals koorts of een delier. Kwetsbare mannen met een urineweginfectie zouden daarom altijd behandeld moeten worden met een antibioticum met een goede weefselpenetratie, zoals amoxicilline/clavulaanzuur, cotrimoxazol of ciprofloxacine. De achterliggende gedachte is dat bij kwetsbare oudere mannen de prostaat altijd betrokken zou zijn.
Artsen uit een verpleeghuis schrijven nog steeds regelmatig nitrofurantoïne voor in geval van een urineweginfectie bij mannen. Mogelijk interpreteren artsen de Verenso richtlijn verkeerd, of houden zij de NHG standaard aan, waarin nitrofurantoïne nog wel een plaats heeft in de behandeling van urineweginfecties bij mannen. Het is onbekend hoe vaak nitrofurantoïne wordt voorgeschreven bij mannelijke verpleeghuisbewoners met een vermoedelijke urineweginfectie en of dit verandert over de tijd.
Doel van het onderzoek
Hoe vaak wordt nitrofurantoïne voorgeschreven bij mannelijke verpleeghuisbewoners met een vermoedelijke urineweginfectie? En verandert dit over de tijd?
Methode
Er werd gebruik gemaakt van data verzameld binnen de Peilstations van het programma Leren van data1. Een peilstation is een medische vakgroep die, aanvullend op de reguliere registratie, informatie verzamelt over verschillende onderwerpen, onder andere over urineweginfecties. Na een meetperiode van 5 maanden wordt middels spiegelinformatie teruggekoppeld in welke mate zij handelen volgens de richtlijn en hoe zich dit verhoudt tot andere deelnemende vakgroepen. Het doel is van deze informatie te leren en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Voor dit onderzoek werd de data tussen 2021 en 2024 geanalyseerd (in totaal drie peilingen).
Onderzoeksdesign: prospectief cohortonderzoek.
Studiepopulatie: Mannelijke verpleeghuisbewoners met een vermoedelijke urineweginfectie waarvoor antibiotica is voorgeschreven.
Exclusie-criteria: verblijfskatheter, systemische verschijnselen (koorts, koude rillingen of een delier).
Dataverzameling: Artsen registreerden in geval van een vermoedelijke urineweginfectie over de aanwezigheid van klachten en over de inzet van diagnostiek en behandeling.
Uitkomstmaat: Behandelingen met nitrofurantoïne.
Data-analyse: Kenmerken van bewoners en soorten antibioticabehandelingen werden beschreven. Om te beoordelen of behandelingen met nitrofurantoïne over de jaren afneemt, werd een generalized linear mixed model (GLMM) uitgevoerd waarin rekening gehouden werd met clustering binnen verpleeghuishuisorganisaties. Het model werd gecorrigeerd voor comorbiditeit (Charlson Comorbiditeit Index).
Voorlopige resultaten
Er waren 292 mannelijke verpleeghuisbewoners die antibiotica kregen voor een vermoedelijke urineweginfectie: 130 bewoners (45%) werden behandeld met nitrofurantoine, 162 (55%) met een antibioticum met goede weefselpenetratie (amoxicilline/clavulaanzuur, cotrimoxazol of ciprofloxacine). De gemiddelde leeftijd was vergelijkbaar tussen de nitrofurantoïne-groep en de amoxicilline/clavulaanzuur-cotrimoxazol-ciprofloxacine-groep (81 jaar vs. 80 jaar). De Charlson Comorbiditeit Index was minimaal hoger in de amoxicilline/clavulaanzuur-cotrimoxazol-ciprofloxacine-groep (6.9 vs. 6.6) en flankpijn (7% vs. 2%) kwam vaker voor. Echter, deze verschillen waren niet significant. Het percentage nitrofurantoïne behandelingen waren verschillend per jaar: 2021-2022: 45%, 2022-2023: 54%, 2023-2024: 35%. De afname tussen 2023-2024 en 2022-2023 bleek significant (adjusted OR: 0.46, 95% CI: 0.25–0.86, p=0.015).
Conclusie
Hoewel de behandeling met nitrofurantoïne bij mannelijke verpleeghuisbewoners met een vermoedelijke urineweginfectie afgenomen is, blijven artsen hier in 35% van de gevallen toch voor kiezen. Wij adviseren om te onderzoeken wat de motivatie hiervoor is en hoe artsen te stimuleren de in de richtlijn aanbevolen antibiotica voor te schrijven. Omdat er slechts weinig bekend is over de effectiviteit/therapiefalen bij nitrofurantoïne bij kwetsbare oudere mannen met urineweginfecties, adviseren wij daarnaast om ook hier onderzoek naar te doen.
Auteur
Dr. J.J.S. (Jeanine) Rutten, specialist ouderengeneeskunde, My-doc/ onderzoeker bij Amsterdam UMC