Boekbespreking: De grote zaal

“Als ik naar een verpleeghuis moet, maak ik er een eind aan”- het is geen zeldzame uitspraak. Mevrouw Van der Veen (74) leeft met een vergelijkbare overtuiging: “Als je naar de Grote Zaal gaat, is het met je gedaan”. Het omslag van De grote zaal door Jacoba van Velde is treffend. De oude vrouw kijkt terneergeslagen in het niets, de handen gevouwen, het gezicht gerimpeld. In de 142 bladzijden die de auteur aan haar wijdt, valt op hoe schokkend weinig lijkt te zijn veranderd tussen 1953 en 2025 in het bestaan van ouderen in een bejaardencentrum (toen) en verzorgingshuis (nu). De benaming is veranderd, het bestaan er in niet echt.
Na een hartinfarct en een TIA (‘een attaque’) verhuist mevrouw Van der Veen “… - naar een wat? Het lijkt wel een ziekenhuis, want het was zeker een verpleegster die vanmorgen bij mijn bed stond”. Al in de eerste bladzijden trekt de auteur de lezer het bestaan binnen van een bejaardenhuis anno 1950. Zes vrouwen op een kamer, zes bedden, zes kastjes, “de muren zijn wit, de kastjes en de bedden ook”, verwarde communicatie met verpleegkundigen, desoriëntatie in tijd en plaats. 1
Helena, dochter, komt over uit Parijs. Haar relaas wisselt met de belevenissen van haar moeder in aparte hoofdstukjes. Ze wordt onmiddellijk geconfronteerd met bureaucratie en geldproblemen. Haar moeder kan een lang verblijf in het ‘rusthuis voor ouden van dagen’ niet betalen. Helena, freelancer, getrouwd met een kunstenaar, evenmin. De ambtenaar van Sociale Zaken is duidelijk: de inboedel van het huis van de moeder moet verkocht, de opbrengst is voor de Staat.
De dagelijkse routines worden mevrouw Van der Veen iedere dag duidelijker. De medebewoonsters monsteren de nieuwkomer, hun eigen verhalen domineren de verwarde wereld van de hoofdpersoon. Haar verlegen bescheidenheid maakt haar verhaal voor de zaalbewoonsters onhoorbaar. De existentiële eenzaamheid neemt per dag toe. Schaamte tegenover haar dochter die haar in de zitkamer moet zien, omgeven door egocentrische medebewoonsters. Een vrouw bedelt om zoetwaren, opgeborgen in het kastje van mevrouw Van der Veen. Bij het ronddelen pakt ze een handje chocolaatjes, en ontkent dat te doen. De zaalgenoten schrokken eten, “en kijken hongerig naar wat anderen nog op hun bord hebben”. Gemeenschappelijk eten, wassen en baden, naakt voor zusters staan en in en uit badkuipen gaan, worden tot nachtmerries. De WC heeft geen slot sinds een vrouw van 90 er overleed. De vloer is drijfnat. “Wat zou mijn man zeggen als hij mij hier zien kon, was ik maar gelijk met hem gestorven, dan zou me dit bespaard zijn gebleven”.
Mevrouw Van der Veen zoekt naar medebewoonsters die ze kwijt is in de zitkamer. Ze vindt wel de Grote Zaal, met rochelende en kreunende vrouwen in bed. “Allen die hier liggen kunnen niet meer opstaan. Eerst gaan ze naar de kamer waar u nu bent, dan komen ze hier, en dan …. is het afgelopen”. “Zal ik ook hier het laatste uur alleen zijn? Nee, mijn dochter Helena komt dan zeker. Ik zal haar hand vasthouden en dan misschien niets merken, als ik de grote stap moet doen.”
Ze gaat slecht, buikpijn leidt nog tot verdenking op kanker. Dochter Helena komt halsoverkop terug uit Parijs. Een scherm staat om het bed van haar moeder – “ze was in de zwarte tunnel”.
De grote zaal verscheen in 1953. Veel is veranderd, veel is verbeterd. Moderne verzorgingshuizen kennen meer privacy, meer aandacht voor de kwaliteit van leven van de bewoners; een rijkere samenleving vermindert financiële problemen bij bewoners en hun naasten. Existentiële eenzaamheid is niet verdwenen. De auteur benadrukt in interviews over haar boek “hoe dat tehuis slechts de situering is … we zitten allemaal in het zelfde schuitje”. In vele talen vertaald, in 2015 tot boek in de actie ‘Nederland Leest’ gekozen, bestempeld als “een Nederlandse existentiële roman met naturalistische beschrijvingen”.2 3 Het overbrengen van mensen ‘die slecht gaan’ naar locaties waar wordt gestorven is ook te lezen in Der Atem van Thomas Bernhard; kind-ouder problematiek bij ziekte en sterven in Patrimony van Philip Roth (besproken in TvO, 2024-3), en in Een zachte dood van Simone de Beauvoir. Ouderengeneeskunde is niet onbekend met eenzaamheid. De grote zaal past fraai in de canon van de Ouderengeneeskunde.
Ad Kaptein is emeritus hoogleraar Medische Psychologie LUMC. Zijn onderzoek en onderwijs gaan over omgaan met ziek-zijn door patiënten, en over hoe partners, familie en gezondheidswerkers de patiënt daarbij kunnen helpen. In deze rubriek poogt hij de ouderengeneeskunde te belichten vanuit het perspectief van de romanliteratuur (www.adkaptein.nl).
Auteur
Prof. dr. A.A. (Ad) Kaptein, hoogleraar, Medische Psychologie LUMC
Literatuur
Hakimjavadi R., et al. Cognitive and functional decline among long-term care residents. JAMA Network Open, 2025, 8 (4): e255635.
den Boef, A.H. Jacoba van Velde. In: Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 1980; november 1988, 1 – B1.
Van Velde, J. Verzameld werk. Amsterdam: Querido, 1987.